10.9 Relaisuitgangen
Functie (klem)
Relaisuitgang 1 (NC, C1, NO)
Relaisuitgang 2 (NC, C2, NO)
De pomp bevat twee signaalrelais voor potentiaalvrije signale-
ring. Zie paragraaf 17. Signaalrelais voor meer informatie.
De signaalrelais kunnen worden geconfigureerd om geactiveerd
te worden door één van de volgende gebeurtenissen:
Gereed
•
Bedrijf
•
Alarm
•
Waarschuwing
•
Pomp draait
•
Besturing van externe vent.
•
Niet actief.
•
10.10 Analoge uitgang
Of de analoge uitgang beschikbaar is of niet is afhankelijk van de
functionele module die in de pomp is aangebracht:
Functie (klem)
Analoge uitgang
U kunt de analoge uitgang instellen door de onderstaande instel-
lingen uit te voeren.
Uitgangssignaal
0-10 V
•
0-20 mA
•
4-20 mA.
•
Functie van analoge uitgang
Actuele toerental
•
Actuele waarde
•
Resultrnd. gew. wrde
•
Motorbelasting
•
Motorstroom.
•
26
FM 200
FM 300
(standaard)
(geavanceerd)
●
●
●
●
FM 200
FM 300
(standaard)
(geavanceerd)
-
●
10.11 Bedrijfsbereik
Stel als volgt het capaciteitsbereik in:
•
Stel het min. toerental in tussen een vast min. toerental en een
door de gebruiker ingesteld max. toerental.
•
Stel het max. toerental in tussen een door de gebruiker inge-
steld min. toerental en een vast max. toerental.
Het capaciteitsbereik ligt tussen de door de gebruiker ingestelde
min. en de max. toerentallen. Zie afb. 23.
Snelheden onder 25 % kunnen resulteren in
N.B.
lawaai van de asafdichting.
100 % (110 %)
67 %
24 %
12 %
0 %
Afb. 23 Voorbeeld van min. en max. instellingen
10.12 Setpoint-beïnvloeding
10.12.1 Externe setpoint-beïnvloeding
Het is mogelijk om het setpoint te beïnvloeden met behulp van
een extern signaal, via een van de analoge ingangen of, indien
een geavanceerde functionele module is aangebracht, via een
van de Pt100/1000 ingangen.
Digitale ingangen
Voordat de "
geactiveerd, moet een van de analoge ingangen
of Pt100/1000 ingangen worden ingesteld op
N.B.
Externe setpoint functie
"
Zie paragrafen 10.5 Analoge ingangen en
10.6 Pt100/1000 ingangen.
Indien meer dan één ingang is ingesteld voor setpoint-beïnvloe-
ding, selecteert de functie de analoge ingang met het laagste
nummer, bijvoorbeeld "Analoge ingang 2" en worden de andere
ingangen genegeerd, bijvoorbeeld "Analoge ingang 3" of
"Pt100/1000 ingang 1".
Voorbeeld
Zie afb. 24.
Bij een laagste sensorwaarde van 0 bar, een ingesteld setpoint
van 2 bar en een extern setpoint van 60 % is het actuele setpoint
0,60 x (2 - 0) + 0 = 1,2 bar.
Actueel setpoint = actueel ingangssignaal x (setpoint - laagste
waarde) + laagste waarde.
[bar]
Hoogste waarde
Setpoint-beïnvloeding [%]
Setpoint
2
100
Actueel setpoint
1.2
Laagste waarde
0
0
Afb. 24 Voorbeeld van setpoint-beïnvloeding
Max. toerental (vast)
Door gebruiker ingesteld max.
toerental
Capaciteitsbereik
Door gebruiker ingesteld min.
toerental
Min. toerental (vast)
" kunnen worden
".
Actueel
Extern
0
100
ingangs-
setpoint-
signaal
signaal
[%]