S
TORINGEN
C
W
ODE
AARSCHIJNLIJKE OORZAAK
F3
Bij modellen met waterverwarming:
De CV-installatie wordt later inge-
schakeld dan het toestel.
Bij modellen met waterverwarming:
Er is te weinig verwarming.
Deze storing kan optreden:
• als er onvoldoende warm water
wordt aangevoerd;
• als het regelventiel niet goed
werkt.
Bij modellen met elektrische verwar-
ming:
Er is te weinig verwarming doordat
één of meerdere verwarmingsele-
menten niet werken.
F3
Bij alle modellen:
Als de ventilatoren niet draaien:
F4
De temperatuursensor in het bedie-
ningspaneel is defect.
De ruimtetemperatuurregeling
werkt nu alleen met de sensor in de
aanzuig van het toestel.
F5
De temperatuursensor in de uit-
blaas van het toestel werkt niet.
58
W
AT TE DOEN
U kunt:
• de CV-installatie eerder inschakelen;
• de CV-installatie door het toestel in laten schakelen
61a/b Functie van de uitgang
(Functie
warming aan
);
• deze foutmelding uitschakelen in het installateursniveau
72. Foutweergave
(Functie
1. Controleer de CV-installatie:
-
is deze ingeschakeld?
-
is deze in staat om voldoende warm water aan te
voeren?
2. Controleer of de batterij slechts gedeeltelijk warm
wordt: in dat geval moet hij ontlucht worden.
3. CA S/M: Controleer de LED op de ventielaandrijving:
deze moet gaan branden als er een hogere of lagere
verwarmingsstand wordt ingesteld.
4. Controleer de bedrading en connectors van de ven-
tielaandrijving (X230) en de aanzuigtemperatuursen-
sor (X360).
5. Neem de aandrijving van het ventiel en controleer de
binnenzijde op mechanische werking en gebreken.
1. Controleer de zekeringen van de netvoeding.
2. Controleer de bedrading en de aansluitingen van de
verwarmingselementen; gebruik het bedradings-
schema als referentie.
Als deze goed zijn, is een relais defect: neem contact op
met Biddle.
1. Wis de storingsmelding (zie paragraaf 5.3.2).
2. Controleer de ventilatoren. Als één of meerdere venti-
latoren niet werken, controleer dan:
-
de bedrading op de ventilator;
-
de aansluitingen op de besturingsprint (connectors
X130, X120 en X110);
-
de zekering van de transformator;
-
de transformator zelf.
Vervang het bedieningspaneel, als u de ruimtetempera-
tuurregeling wilt laten werken met de sensor in het bedie-
51. Binnensensor
ningspaneel (Als functie
bedieningspaneel
).
1. Controleer de bedrading en de aansluiting van de sen-
sor (connector X350).
2. Vervang de sensor.
C
-
OMFORT
LUCHTGORDIJN
Ver-
instellen op
uitschakelen
instellen op
).
ingesteld is op