H
ANDLEIDING
C
W
ODE
AARSCHIJNLIJKE OORZAAK
E7
Geen luchtstroom.
De elektrische verwarming van het
toestel wordt uitgeschakeld.
F1
Er is een storing in de luchtklep.
F2
Bij modellen met waterverwarming:
Er is te veel verwarming.
Deze storing kan optreden als het
regelventiel niet goed werkt.
Versie: 6.0 (12-09-2011)
W
AT TE DOEN
1. Wis de storingsmelding (zie paragraaf 5.3.2).
2. Controleer de ventilatoren. Als één of meerdere venti-
latoren niet werken, controleer dan:
-
de bedrading op de ventilator;
-
de aansluitingen op de besturingsprint (connectors
X130, X120 en X110);
-
de zekering van de transformator;
-
de transformator zelf.
Als deze goed zijn: vervang de ventilator.
1. Wis de storingsmelding (zie paragraaf 5.3.2).
2. Wijzig de verwarmingsstand met het bedieningspaneel
en controleer of de luchtklep beweegt.
3. Verwijder eventuele obstakels uit het bereik van de
luchtklep.
4. Controleer of het toestel niet in de voeding gescha-
keld wordt (als het toestel wel in de voeding gescha-
keld wordt kan dit schade toebrengen aan de
klepaandrijving)
5. Controleer bedrading en connectors X140 en X210.
6. Vervang de klepaandrijving.
1. Schakel het luchtgordijn uit met het bedieningspaneel,
wacht één minuut en schakel het weer in.
2. Controleer of de aansluitingen van de aanvoer- en
retourleiding niet onderling verwisseld zijn.
3. Alleen bij CA S/M: Controleer de LED op de ventielaan-
drijving: deze moet gaan branden als het toestel uit en
in wordt geschakeld met het bedieningspaneel.
4. Controleer de bedrading en connectors van de ven-
tielaandrijving (X230) en de uitblaastemperatuursen-
sor (X350).
5. Neem de aandrijving van het ventiel en controleer de
binnenzijde op mechanische werking en gebreken.
S
TORINGEN
57