H
ANDLEIDING
Versie: 6.0 (12-09-2011)
Uitgangen op het toestel O1-O1 en O2-O2
Het toestel heeft een aansluiting voor twee uitgangssignalen:
deze kunnen gebruikt worden voor bijvoorbeeld de aanstu-
ring van de centrale verwarmings- of koelingsinstallatie of sta-
tusmeldingen aan een gebouwbeheerssysteem.
c
Let op:
De uitgangen zijn potentiaalvrije contacten (relais). Ze
mogen worden belast met maximaal 24 V en 1 A.
Mogelijkheden en werking
De mogelijkheden en de werking zijn afhankelijk van de ingang
of uitgang, en van de instellingen op het bedieningspaneel.
Deze zijn nader beschreven in het hoofdstuk Bediening.
2.8.3 Het bedieningspaneel bevestigen en aansluiten
1. Leg de besturingskabel aan.
2. Indien de ingang voor externe regeling op het bedieningspaneel
wordt toegepast: leg de benodigde bekabeling aan. De ader-
doorsnede van de kabel mag niet groter zijn dan 0,75 mm.
3. Schuif het bedieningspaneel uit de wandhouder.
4. Sluit de besturingskabel aan op aansluiting X397 en (indien
toegepast) de kabel voor de externe regeling aan op aan-
sluiting X426 van de wandhouder.
5. Schroef de wandhouder op de elektriciteitsdoos of tegen
de muur.
6. Plaats het bedieningspaneel terug in de wandhouder
7. Optioneel: borg het bedieningspaneel met de schroef aan
de onderzijde.
2.8.4 De bediening aansluiten op het toestel
De aansluitingen voor de bediening
de connectorplaat op de bovenzijde van het toestel. Beide aan-
sluitingen zijn gelijkwaardig. In één van beide aansluitingen
bevindt zich een afsluitplug.
1. Sluit de besturingskabel aan op de vrije aansluiting
I
NSTALLATIE
en
bevinden zich op
of
.
27