OMRON
Boodschap
FALS nr.
SYS FAIL FALS
01 t/m 99
(** is 0 t/m 99 of 9F)
9F
5.3.3
Fouten identificeren
Opmerking
Foutboodschappen
Fout vlaggen
Fout code
5.4 Door de gebruiker gedefinieerde fouten
FAL(06)
1, 2, 3...
CPM1 installatie handleiding
spanning af en verwijder I/O units tot het aantal gebruikte I/O woorden minder is of gelijk is
aan het toegestane maximum.
Een FALS(07) instructie is uitgevoerd in het programma. Controleer het FALS nummer om
te bepalen welke conditie in het programma de melding veroorzaakt heeft. Corrigeer de
oorzaak van de melding en wis deze.
De cyclustijd heeft de FALS 9F Cycle time monitoring time uit DM6618 overschreden.
Controleer de cyclustijd van de PLC en probeer deze te verlagen of pas de Cycle time
monitoring time uit de PC Setup aan.
PLC fouten kunnen geïdentificeerd worden door de foutboodschappen op het
handprogrammeerapparaat of status venster van SYSWIN, de error vlaggen in het
AR en SR gebied en de error code op de SR bits 253.00 t/m 253.07.
De zeven meest recente fouten worden opgeslagen in het error log gebied van de
CPM1(A) (DM1000 t/m DM1021). Wanneer de CPM1(A) over een RTC beschikt
wordt naast de error code ook de datum en tijd waarop de fout is opgetreden in het
error log gebied opgeslagen.
In het programming manual van de CPM1(A) (W228) worden diverse vlaggen
behandeld in het SR en AR gebied die gebuikt kunnen worden bij het zoeken van
storingen.
Behalve de bovenstaande fouten kunnen ook nog communicatiefouten optreden
wanneer de PLC deel uitmaakt van een Hostlink systeem. Raadpleeg de Hostlink
handleidingen voor details over deze communicatie foutmeldingen.
Foutboodschappen die worden gegenereerd door de zelfdiagnose functie kunnen
met SYSWIN of met een handprogrammeerapparaat worden uitgelezen.
Wanneer de zelfdiagnose functie een hardwarefout detecteert, wordt de
corresponderende bit in het SR of AR geheugen aangestuurd.
Wanneer de zelfdiagnose functie een fout detecteert, wordt de corresponderende
errorcode op 253.00 t/m 253.07 geschreven. De errorcode is een twee cijferige
hexadecimale code. Alleen van de laatste nog actieve fout wordt de errorcode
getoond.
Er zijn drie instructies waarmee de gebruiker zelf fouten en boodschappen kan
genereren. Deze instructies worden uitgevoerd wanneer een bepaalde executie
conditie waar is (door de gebruiker bepaald), dus wanneer de besturing in een
door de gebruiker bepaalde staat verkeert. Deze instructies kunnen op de PLC een
niet fatale of fatale fout genereren.
FAL(06) is een instructie die een niet fatale fout genereert. Het volgende zal
gebeuren als een FAL(06) instructie wordt uitgevoerd.
1. De ERR/ALM indicator op de CPU zal gaan knipperen. De PLC zal doorgaan
met programma uitvoer.
2. De instructies 2 cijferige BCD FAL nummer (01 t/m 99) zal geplaatst worden op
253.00 t/m 253.07.
3. Het FAL nummer (en de tijd en datum wanneer de PLC over een RTC beschikt)
zal worden opgeslagen in het error log gebied van de PLC.
De FAL nummers kunnen willekeurig gekozen worden om afzonderlijke condities
aan te geven. Het zelfde nummer kan niet voor een FAL en een FALS instructie
gebruikt worden.
Om een FAL melding te wissen moet de oorzaak van de fout weggehaald worden
en een FAL instructie met code 00 uitgevoerd worden. Daarnaast is het ook
mogelijk om, nadat de oorzaak van de fout verwijderd is, de melding te wissen met
het handprogrammeerapparaat of met SYSWIN.
Testprocedures en foutafhandeling
Betekenis en geëigende reactie
pagina 51