8.1 Lijst met storingen
8.1.1 Fouten met foutmelding
Weergave in het
"Alarm" menu
Leegmelding
(Alarm)
Voorleegmelding
(Waarschuwing)
Motor geblok.
(Alarm)
Kabelbreuk
(Alarm)
Service nu
(Waarschuwing)
8.1.2 Algemene storingen
Storing
Doseercapaciteit te
hoog
Geen of te lage
doseercapaciteit
Onregelmatige dose-
ring
Vloeistof ontsnapt uit
de afvoeropening aan
de flens
30
Mogelijke oorzaak
• Tank van doseermedium is leeg
• Tank van doseermedium bijna
leeg
• Tegendruk hoger dan nominale
druk
• Schade aan tandwieloverbrenging
• Defect in analoge leiding 4-20 mA
(ingangstroom < 2 mA)
• Tijdsinterval voor service verstre-
ken
Mogelijke oorzaak
Inlaatdruk hoger dan tegendruk
Onjuiste kalibratie
Lucht in doseerkop
Defect membraan
Lekkage/breuk in leidingen
Ventielen lek of geblokkeerd
Ventielen onjuist geïnstalleerd
Geblokkeerde zuigleiding
Zuighoogte te groot
Viscositeit te hoog
Onjuiste kalibratie
Ontluchtingsventiel open
Ventielen lek of geblokkeerd
Fluctuaties in tegendruk
Defect membraan
Mogelijke oplossing
• Vul de tank.
• Controleer contactinstelling (NO/NC).
• Verlaag tegendruk.
• Zorg voor reparatie van aandrijving, indien
nodig.
• Controleer lijnen/stekkers en vervang
indien nodig.
• Controleer signaaloverbrenger.
• Voer service uit
(zie paragraaf
7.4 Voer service
Mogelijke oplossing
Installeer extra veerbelaste klep (ongeveer 3 bar)
aan de perszijde.
Verhoog drukverschil.
Kalibreer de pomp
(zie paragraaf
5.3 Kalibreren van de
Ontlucht de pomp.
Vervang het membraan
(zie paragraaf
7.4 Voer service
Controleer en vervang leidingen.
Controleer en reinig ventielen.
Controleer of de pijl op het klephuis in de stro-
mingsrichting wijst. Controleer of alle O-ringen
correct zijn geïnstalleerd.
Reinig zuigleiding/installeer filter.
Verklein zuighoogte.
Installeer hulpmiddel voor aanzuiging.
Schakel "SlowMode" in
SlowMode
(zie paragraaf
6.5
Schakel "SlowMode" in
SlowMode
(zie paragraaf
6.5
Gebruik slang met grotere diameter.
Installeer veerbelaste klep aan de perszijde.
Kalibreer de pomp
(zie paragraaf
5.3 Kalibreren van de
Sluit het ontluchtingsventiel.
Draai de ventielen aan, vervang ventielen indien
nodig (zie paragraaf
7.4 Voer service
Houd tegendruk constant.
Koppel de pomp onmiddellijk los van de voeding!
Raadpleeg paragraaf
7. Service
graaf
7.6
Membraanbreuk.
uit).
pomp).
uit).
).
).
pomp).
uit).
en vooral para-