INFORMATIE OVER BEDIENING EN ONDERHOUD
Lees alles goed door om vertrouwd te raken met dit voertuig. Let vooral op de tekst onder NB, Pas op en Waarschuwing.
Nadat het voertuig in gebruik genomen is, raden wij aan de remmen
dagelijks te testen door de volgende test uit te voeren:
Trap het rempedaal in. Het pedaal moet een stukje ingetrapt kunnen
worden en dan weerstand bieden. Wanneer het rempedaal vrijwel niet
ingetrapt of veel te ver ingetrapt moet worden, of wat sponsig aanvoelt,
duidt dat aan dat de remmen geïnspecteerd moeten worden. Een rem-
pedaal dat daalt nadat het ingetrapt wordt, duidt op een lekkage in de
hoofdcilinder of wielcilinders. Controleer het remvloeistofpeil. Indien
nodig de remmen afstellen en het systeem controleren op lekkages.
LANGDURIGE OPSLAG
Om ernstig of dodelijk letsel door
explosie te voorkomen:
Werk niet met brandstof in een gebied dat niet voldoende
geventileerd is. Rook niet in de buurt van de brandstoftank
en tank niet nabij open vuur of elektrische apparatuur
waar vonkvorming kan ontstaan.
Sla het voertuig in een droge, schone ruimte op. Sla het
niet in dezelfde ruimte op bij een kachel, oven, waterboiler,
of andere apparatuur met een waakvlam of met een appa-
raat dat vonken vormt.
Tijdens het tanken de brandstofdop controleren op lekk-
ages en scheurvorming, waardoor brandstof kan lekken.
Draag altijd een veiligheidsbril tijdens het tanken om
oogletsel door benzine of benzinedampen te voorkomen.
Houd handen, kleding en sieraden weg van bewegende
delen. Let erop dat u geen hete voorwerpen aanraakt. Hef
de achterkant van het voertuig omhoog en ondersteun het
3-42
met krikbokken, voordat u de motor probeert te laten
lopen.
Bij het voorbereiden van het voertuig voor een langere (30 dagen of
meer) opslag, moeten enkele simpele maatregelen getroffen worden,
om te voorkomen dat zich vernis en gom vormt in de carburateur en
corrosie in de motor.
• Hef de achterkant van het voertuig omhoog en ondersteun het
met krikbokken. Zie "heffen van het voertuig' voor de correcte hef-
procedure en veiligheidsinformatie.
• Haal de brandstofslang los op de brandstoftank en sluit de
leiding af.
• Zorg voor voldoende ventilatie en trap het gaspedaal in en laat de
motor lopen tot hij afslaat door gebrek aan brandstof.
• Verwijder de bougies (Zie pagina 3-42) en schenk ca. 1 oz. (30 ml)
motorolie in iedere cilinder. Monteer de bougies, aard de bougiek-
abels en bedien de startmotor om de motor een paar seconden
rond te draaien zodat de olie zich verdeelt.
• Schenk benzineadditief in de tank overeenkomstig de voor-
schriften van de fabrikant.
• Sluit de brandstofleiding weer aan op de tank en verrijdt het voer-
tuig enkele minuten om het additief door de carburateur te circul-
eren.
• Ververs de olie terwijl de motor nog warm is (Zie pagina 3-35).
• Reinig het koetswerk, het chassis en de motor van vuil, modder,
kaf of gras (Zie pagina 3-41).