INFORMATIE OVER BEDIENING EN ONDERHOUD
Lees alles goed door om vertrouwd te raken met dit voertuig. Let vooral op de tekst onder NB, Pas op en Waarschuwing.
proberen om op de helling te keren. Bij het keren van een
voertuig op de helling kan het voertuig over de kop slaan
zodra het dwars op de helling staat. Rijd langzaam recht
achteruit de heuvel af waarbij u de bedrijfsrem gebruikt
om de snelheid te regelen.
Bij het gebruik van de elektrische kiepuitrusting niet acht-
eruit naar een scherpe afgrond rijden, zoals een laadper-
ron of ravijn. Bij verkeerd inschatten of instabiele
ondergrond kan het voertuig omlaag vallen.
Om de kans te verminderen op ern-
stig of dodelijk letsel door verkeerd
gebruik van het voertuig, dient u de
volgende waarschuwingen in acht te nemen:
Het voertuig is een licht utiliteitsvoertuig. Het is GEEN ter-
reinvoertuig (ATV).
Het voertuig is geen speelgoed en vormt een gevaar wan-
neer het bij ravotten wordt gebruikt.
Het voertuig mag niet op openbare autowegen worden
gebruikt. De constructie voldoet niet aan de DOT-eisen.
Het voertuig moet worden bestuurd door personen met
een geldig rijbewijs. Kinderen mogen dit voertuig niet
besturen.
Zie de ALGEMENE SPECIFICATIES voor de zitcapaciteit.
Gebruik de parkeerrem wanneer het voertuig wordt gepar-
keerd.
Om onopzettelijke beweging te voorkomen wanneer het
voertuig onbeheerd achtergelaten wordt, de parkeerrem in
werking stellen, de rijrichtingschakelaar in de stand
vooruit zetten en de contactsleutel in stand 'OFF' draaien
3-14
en de sleutel uit het slot trekken.
Zorg ervoor dat de rijrichtinghendel in de juiste stand staat
voordat u het voertuig start.
Zet het voertuig altijd helemaal stil voordat u de rijrichting-
hendel en/of de differentieelsper bedient.
Schakel het voertuig niet uit een versnelling terwijl het
beweegt (uitrollen).
Controleer het gebied achter het voertuig voordat u het in
zijn achteruit zet.
Alle inzittenden moeten zitten. Houd uw gehele lijf binnen
het voertuig en houd u vast zolang het voertuig in beweg-
ing is.
Het voertuig is niet uitgerust met veiligheidsgordels en
biedt geen bescherming bij over de kop slaan. Het dak en
de voorruit bieden geen bescherming tegen vallende of
rondvliegende voorwerpen.
Wij raden de bestuurder en passagier aan te allen tijde
beschermende kleding en een goedgekeurde motorhelm
te dragen.
Laat niemand toe in de laadbak zolang het voertuig in
beweging is.
Wees voorzichtig bij het gebruik van de elektrisch
kiepuitrusting. Laat niemand achter het voertuig toe wan-
neer u de laadbak bedient.
Bij gebruik van de lier moeten alle waarschuwingen en
veiligheidsstickers op het voertuig in acht genomen
worden. Lees, begrijp en volg de instructies op die aan het
begin van deze handleiding staan.