Rijden op de motorfiets
De motor stopzetten
1
N
Fuel
HOLD TO RESET
1.
Controlelampje vrijloopstand
2.
Motorstopschakelaar - stand STOP
3.
Hoofdschakelaar - stand OFF (UIT) (indien
gemonteerd)
De motor uitschakelen:
•
Sluit de gasklep volledig.
•
Selecteer neutraal.
•
Zet de motorstopschakelaar in de
stand STOP.
•
Draai de hoofdschakelaar in de
stand OFF (UIT) (indien gemonteerd).
•
Selecteer de eerste versnelling.
•
Zet de motorfiets op een stevige,
egale ondergrond op de zij- of
middenbok.
•
Schakel het stuurslot in.
Voorzichtig
Laat het contact niet ingeschakeld als
de motor is uitgeschakeld. Hierdoor
ontstaat schade aan het elektrisch
systeem.
102
2
3
De motor starten
Waarschuwing
Nooit de motor starten of laten
draaien in een afgesloten ruimte.
Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
binnen korte tijd bewusteloosheid en
de dood tot gevolg hebben.
Gebruik de motorfiets altijd in de open
lucht of op een plaats met voldoende
ventilatie.
Voorzichtig
Het waarschuwingslampje voor lage
oliedruk moet kort na het starten van
de motor uitgaan.
Wanneer
het
voor lage oliedruk na het starten van
de motor blijft branden, de motor
onmiddellijk
uitschakelen
oorzaak vaststellen.
Indien de motor met een te lage
oliedruk
draait,
motorschade.
1
1.
Hoofdschakelaar - stand ON (AAN) (indien
gemonteerd)
2.
Motorstopschakelaar - stand QUICK
START (snelstart)
3.
Controlelampje vrijloopstand
waarschuwingslampje
en
ontstaat
ernstige
2
N
Fuel
HOLD TO RESET
de
3