Bediening
Bedieningshandleiding 967 - 03.0 - 06/2018
Toets voor de positie van de naald (3)
Bij een ingeschakelde toets (3) beweegt de naald naar een
bepaalde stand. Deze positie wordt afzonderlijk via de paramete-
rinstellingen ingesteld. Lees daarvoor de Servicehandleiding.
Bij levering is de machine zo ingesteld dat de naald bij een
geactiveerde toets (3) naar de hoogste stand beweegt.
Toets voor de onderdrukking van de afhechtsteek (4)
Toets (4) heft de algemene instellingen voor het naaien van
afhechtsteken aan begin en einde op. Als de functie voor afhecht-
steken is geactiveerd, wordt door het drukken op toets (4) de
volgende afhechtsteek onderdrukt. Als er geen functie voor
afhechtsteken is geactiveerd, wordt door het drukken op toets (4)
de volgende afhechtsteek genaaid. Lees voor de algemene
instellingen voor het naaien van afhechtsteken aan begin en einde
de Handleiding voor de besturing van DAC basic/classic.
Toets voor de steeklengte (5)
Als deze toets is (5) geactiveerd, naait de machine met de grotere
steeklengte, die via het bovenste stelwieltje is ingesteld.
Toets voor de hulpdraadspanning (6)
Toets (6) schakelt de hulpdraadspanning voor de draad in.
Toets voor de functie van de optionele uitrusting (7)
Via de besturing van de machine kan deze toets een functie
toegewezen krijgen uit de optionele uitrusting (bijvoorbeeld de
naaldkoeling).
59