11. Apparaat bedienen
Het is om veiligheidsredenen alleen mogelijk om de in dit
hoofdstuk beschreven instellingen te kiezen, wanneer het
apparaat volledig in elkaar is gezet.
11.1 Stroomvoorziening
• Stop de stekker 16 in een geschikt stopcontact. Het
stopcontact moet ook na het aansluiten altijd goed toe-
gankelijk zijn.
• Trek alleen zo veel kabel uit het kabelvak 17 als nood-
zakelijk is.
11.2 Apparaat in- en uitschakelen
AANWIJZING: de eerste keer inschakelen is beschreven
in hoofdstuk "Eerste keer inschakelen en verbinden met het
internet" op pagina 11.
• Zet de in-/uitschakelknop 7 rechts achter op I:
- Het beeldscherm 8 gaat branden.
- Na enige tijd weerklinkt er een signaal en verschijnt
het startmenu op het beeldscherm.
.
Auto
00:00
Turbo
• Zet de in-/uitschakelknop 7 aan de achterzijde op 0
om het apparaat uit te schakelen.
11.3 Beeldscherm
Op het beeldscherm 8 worden alle instellingen en ge-
bruikswaarden weergegeven.
In de stand-bymodus is het beeldscherm donker en ver-
bruikt het minder energie. Het apparaat is echter met de
in-/uitschakelknop 7 ingeschakeld.
Wanneer er geen functie actief is en er ca. 5 minuten geen
bediening wordt uitgevoerd, weerklinkt een geluidssig-
naal. Bovendien verschijnt op het beeldscherm 8 een dia-
loogveld, waarin de tijd tot aan het overschakelen naar de
stand-bymodus wordt afgeteld.
• Druk op de toets op het dialoogveld, zodat het appa-
raat actief blijft.
Recepten
0
0
0
Linksdraaiend
Wegen
• Als het apparaat in de stand-bymodus staat, druk of
draai dan gewoon aan de draairegelaar 9 om het ap-
paraat te wekken.
11.4 Basisbediening
In deze paragraaf wordt de algemene bediening uitge-
legd. De precieze beschrijving wordt dan in de individuele
hoofdstukken gegeven waar dat van belang is.
Bedienen en het instellen van waarden gebeurt via het tou-
chscreen 8 en de draairegelaar 9.
Het beeldscherm
Het touchscreen van het beeldscherm 8 reageert precies
zoals een smartphone op het aanraken van het oppervlak.
Bediening met handschoenen is niet mogelijk.
Voor foutloos werken is een schoon beeldscherm noodza-
kelijk. Pak het beeldscherm daarom niet met natte of plak-
kerige vingers vast.
Instellingen
• Instellingen voert u uit door het aanraken van toetsen
of het maken van veegbewegingen.
°C
De draairegelaar
• Met de draairegelaar 9 voert u instellingen uit. De in-
stellingen worden doorgaans onmiddellijk op het
beeldscherm 8 weergegeven. U kunt door draaien
aan de draairegelaar bijv. door lijsten bladeren of
menuopties markeren.
• Instellingen worden altijd alleen voor de geactiveerde
functie uitgevoerd (bijv. tijd, temperatuur of snelheid
van het programma).
• Door op de draairegelaar te drukken wordt de gemar-
keerde functie geactiveerd.
19
NL