Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Qas 325 Volvo; Bedieningsinstructies; Installatie; Aansluiten Van De Generator - Atlas Copco QAS 325 Volvo Bedieningshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

QAS 325 Volvo

3

Bedieningsinstructies

Volg
steeds
veiligheidsinstructies, in uw eigen belang.
Laat de generator nooit werken bij waarden die
buiten de in de Technische specificaties vermelde
grenzen liggen.
De
plaatselijke
opstellen
van
(beneden 1000 V) moeten nageleefd worden bij het
aansluiten
schakelapparatuur of belastingen aan de generator.
Bij elke start en telkens een nieuwe belasting wordt
aangesloten, moet de aarding van de generator
gecontroleerd worden. Het aarden moet gebeuren
via de aardingsstaaf of, indien voorhanden, via een
geschikt
bestaand
beveiligingssysteem tegen te hoge contactspanningen
is slechts effectief, wanneer een aangepaste aarding
is voorzien.
De generator is bedraad voor een TN-systeem
overeenkomstig IEC 364-3, d.w.z. één punt in de
energiebron direct geaard - in dit geval de nulleider.
De blanke geleidende delen van het elektrische
systeem moeten direct verbonden worden met de
functionele aarding.
Wordt de generator gebruikt in een ander
netstroomsysteem, bijv. een IT-systeem, moeten
andere, specifiek voor deze systeemtypes vereiste
beveiligingen worden voorzien. In ieder geval mag
de verbinding tussen de nulleider (N) en de
aardklemmen op het klemmenbord enkel door een
gekwalificeerde elektricien worden verwijderd.

3.1 Installatie

– Plaats de generator op een horizontale, vlakke en stabiele bodem.
– De deuren van de generator moeten gesloten blijven, om
binnendringen van water en stof te voorkomen. Binnendringend
stof verkort de levensduur van de filters en kan de werking van uw
generator nadelig beïnvloeden.
– Controleer of de motoruitlaat niet op personen gericht is. Wordt de
generator binnen opgesteld, plaats dan een uitlaatpijp van
voldoende diameter om de uitlaatgassen naar buiten te leiden. Zorg
voor voldoende ventilatie en let erop dat de koellucht niet opnieuw
wordt aangezogen. Neem indien nodig contact op met Atlas Copco.
– Laat voldoende ruimte vrij voor bediening, controle en onderhoud
(minstens 1 meter aan elke zijde).
– Controleer of het interne aardingssysteem beantwoordt aan de
plaatselijke wetgeving.
– Gebruik koelvloeistof voor het motorkoelsysteem. Raadpleeg de
motorhandleiding voor het juiste koelvloeistofmengsel.
– Controleer of alle bouten en moeren goed aangedraaid zijn.
– Installeer de aardingsstaaf zo dicht mogelijk bij de generator en
meet zijn diffusieweerstand (max. 1 kΩ), teneinde geen
contactspanning te hebben hoger dan 25 V bij 30 mA lekstroom.
– Controleer of het kabeleinde van de aardingsstaaf met de
aardingsklem verbonden is.
44
nauwgezet
de
toepasselijke
voorschriften
betreffende
laagspanningskrachtinstallaties
van
stroomverdeelborden,
aardingssysteem.

3.2 Aansluiten van de generator

3.2.1
Maatregelen bij niet-lineaire en
gevoelige belastingen
Niet-lineaire belastingen wekken stromen met
harmonischen op, die storingen veroorzaken in de
het
golfvorm van de door de generator opgewekte
spanning.
De meest voorkomende niet-lineaire, driefasige belastingen zijn
thyristor-/gelijkrichtergestuurde belastingen zoals omvormers die
spanning
leveren
onderbrekingsvrije voedingen en telecommunicatievoedingen.
Gasontladingslampen in éénfasige circuits genereren hoge derde
harmonischen en risico tot overmatige nulstromen.
Het
De
meest
belastingen zijn gloeilampen, gasontladingslampen, computers,
röntgenapparatuur, geluidsversterkers en liften.
Neem contact op met Atlas Copco voor de te nemen maatregelen
tegen de negatieve invloed van deze niet-lineaire belastingen.
3.2.2
Kwaliteit, minimumdoorsnede en
maximale lengte van de kabels
De op het klemmenbord van de generator aan te sluiten kabel moet
gekozen worden in overeenstemming met de plaatselijke
voorschriften. Het type kabel, zijn nominale spanning en
stroombelastbaarheid
installatieomstandigheden,
omgevingstemperatuur.
rubberaderdraden van het type H07 RN-F (Cenelec HD.22)
gebruikt worden, of een betere kwaliteit.
Als voorbeeld toont de volgende tabel de maximaal toelaatbare
driefasige stroom (in A), bij een omgevingstemperatuur van 40°C,
voor de vermelde kabeltypes (meeraderige en éénaderige PVC
geïsoleerde draden en meeraderige draden van het type H07 RN-F)
en
kabeldoorsneden,
installatiemethode C3 van de norm VDE 0298. De lokale
voorschriften zijn van toepassing indien ze strikter zijn dan de
hieronder voorgestelde.
Kabel
²
(mm
)
25
35
50
70
95
120
150
185
240
300
De minimaal toelaatbare kabeldoorsnede en de overeenkomstige
maximale lengte van kabels en leidingen voor meeraderige kabels
of kabels van het type H07 RN-F, zijn, bij nominale stroom (20 A),
voor een spanningsval e van minder dan 5% en een arbeidsfactor
van 0,80, respectievelijk 2,5 mm² en 144 m. Indien er elektrische
motoren gestart worden, is het aangewezen een kabel van een
zwaarder type te gebruiken.
aan
motoren
met
voorkomende
spanningsvervormingsgevoelige
worden
mede
de
belasting
Als
soepele
in
overeenstemming
Max. stroom (A)
Meeraderig
Eénaderig
94
101
114
123
138
155
176
191
212
228
245
273
282
314
323
358
379
421
429
477
variabele
snelheid,
bepaald
door
de
en
de
draden
moeten
met
de
H07 RN-F
88
110
138
170
205
239
275
313
371
428
2954 2440 13

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave