Hieronder vindt u een aantal voorbeelden van het gebruik van het
migratieprogramma met verschillende parameters:
Voorbeeld 1: migratie van twee servers van de voorkeurenbestanden van het systeem, twee
gebruikers, een groep en een Network Station
Voorbeeld 2: migratie op een enkele server van de voorkeurenbestanden van het systeem,
alle gebruikers en twee Network Stations
60
IBM Network Station Manager V2R1 voor Windows NT - Installatiehandleiding
Tabel 13. Opdrachtparameters voor het migratieprogramma (vervolg)
Parameter
-T
Migreert voorkeurenbestanden voor Network Stations. Als u
voorkeurenbestanden van bepaalde Network Stations wilt migreren, is de
syntaxis nsmv2migr -T NSnaam1 <NSnaam2 . . . NSnaam#>. Als u de
voorkeurenbestanden van alle Network Stations wilt migreren, is de syntaxis
nsmv2migr -T *ALL.
-P
Het directorypad van waaruit u kunt migreren. U kunt de hoofddirectory voor
de oude V1R3-voorkeurenbestanden opgeven. Met deze parameter kunt u
een directorypad op dezelfde server aangeven (migratie op één server) of op
een andere server (migratie op twee servers) die via een LAN met uw server
is verbonden. Als u geen directorypad opgeeft, zoekt het migratieprogramma
de voorkeurenbestanden op de huidige server. Als u voorkeurenbestanden op
een andere server wilt migreren, gebruikt u de syntaxis nsmv2migr -P
<station:\nstation>.
Opmerking: Als u deze parameter wilt gebruiken om een migratie op twee
servers uit te voeren, controleer dan of u de V1R3-gebruikersinformatie op de
nieuwe V2R1-server hebt overgenomen. Anders worden de oude
V1R3-voorkeurenbestanden niet gemigreerd. Raadpleeg "Migratie van twee
servers" op pagina 57 en volg stap 1 tot en met 3.
-C
Clientmigratie voor alle Series 1000 (8362 - alle modellen) en Series 300
(8361-110 en 8362-210) Network Stations. Aangezien deze parameter ervoor
zorgt dat alle Series 1000 (8362 - alle modellen) en Series 300 (8361-110 en
8362-210) Network Stations worden gestart met de V2R1-software, moet u
goed nadenken voordat u deze optie gebruikt. Als u alle Network Stations
naar V2R1 wilt migreren, is de syntaxis nsmv2migr -C. Raadpleeg
"Clientmigratie" op pagina 61 voor testinstructies.
Opmerkingen:
1. Deze parameter is alleen van toepassing op NVRAM Network
Station-clients. U kunt deze optie gebruiken bij migratie op een enkele
server, als V1R3 en V2R1 op dezelfde server zijn geïnstalleerd.
2. Het gebruik van het migratieprogramma met deze parameter heeft geen
invloed op Series 100 Network Stations en Series 300 Twin-Axial Network
Stations (8361-341) in het netwerk.
nsmv2migr -P j:\nstation -S -U Jan Janette -G NSMAdmin -T NSAlpha
Met deze opdracht worden de systeemvoorkeuren, de voorkeurenbestanden van
de gebruikers Jan en Janette, de voorkeurenbestanden van de groep NSMAdmin
en de voorkeurenbestanden van de Network Station NSAlpha gemigreerd vanaf
een andere computer. Op de server waarop het migratieprogramma wordt
uitgevoerd, is via een LAN een netwerkverbinding gemaakt met de directory
[station]:\nstation op een andere computer die de oude voorkeurenbestanden
bevat . Deze directory is op de huidige server beschikbaar als j:\nstation.
nsmv2migr -S -U *ALL -T NSDelta NSBeta
Met deze opdracht worden de systeemvoorkeuren en de voorkeurenbestanden
van alle gebruikers en de Network Stations NSDelta en NSBeta gemigreerd. V1R3
is geïnstalleerd op de server waarop u het migratieprogramma uitvoert.
Beschrijving en notatie