Controles vóór inbedrijfstelling – Brandstofvoorraad controleren, tanken
5.4
Brandstofvoorraad controleren, tanken
5.4.1
Brandstofvoorraad controleren
Afb. 65
5.4.2
Tanken
1. Vulstand controleren aan de brandstofvoor-
raadindicatie.
2. Indien nodig bijtanken, daarvoor de motor
altijd afzetten.
B-DIS-0681
AANWIJZING!
Gevaar van motorschade!
– Brandstoftank nooit leegrijden,
– Voortdurend toezien op het
– Verontreinigde brandstof kan tot
– Alleen brandstof met toegelaten
BW 177 D-5
aangezien anders de brandstof-
installatie moet worden ontlucht.
tanken.
uitval of beschadiging van de
motor leiden. Indien vereist
brandstof ingieten door een zeef-
filter.
specificatie gebruiken
stuk 8.3.2 „Brandstof"
op pagina 165.
Ä Hoofd-
105