Minimale collectorbegrenzing
OKN / OKN1 / OKN2
Optie minimale collectorbegrenzing
Instelbereik: OFF / ON
Fabrieksinstelling: OFF
Als de minimale collectorbegrenzing is geactiveerd, schakelt de regelaar de pomp
(R1 / R2) alleen in als de instelbare minimumtemperatuur van de collector is over-
schreden. De minimale collectorbegrenzing voorkomt dat de pomp bij zeer lage
collectortemperaturen te vaak wordt ingeschakeld. Voor deze functie is een hyste-
rese van 5 K [10 °Ra] vastgelegd. Wanneer de minimale collectorbegrenzing actief is,
wordt op het display ❄ (knipperend) weergegeven.
Aanwijzing
Als OSpK of OKF actief is, wordt de minimale collector begrenzing bui-
ten werking gezet. In dat geval kan de collectortemperatuur onder KMN
dalen.
OKF / OKF1 / OKF2
Optie vorstbeschermingsfunctie
Instelbereik: OFF / ON
Fabrieksinstelling: OFF
De vorstbeschermingsfunctie activeert het laadcircuit tussen collector en boiler
als de temperatuur onder de ingestelde vorstbeschermingstemperatuur daalt. Zo
wordt het warmtedragend medium beschermd tegen bevriezen en indikken. Als
de ingestelde vorstbeschermingstemperatuur met 1 K [2 °Ra] wordt overschreden,
deactiveert de regelaar het laadcircuit.
60
KMN / KMN1 / KMN2
Minimumtemperatuur van de collector
Instelbereik: 10,0 ... 90,0 °C [50,0 ... 190,0 °F]
Fabrieksinstelling: 10,0 °C [50,0 °F]
KFR / KFR1 / KFR2
Vorstbeschermingstemperatuur
Instelbereik:
-40,0 ... +10,0 °C [-40,0 ... +50,0 °F]
Fabrieksinstelling: +4,0 °C [+40,0 °F]
Wanneer vorstbeschermingsfunctie is geactiveerd, wordt op het display ❄ weerge-
geven. Wanneer de vorstbeschermingsfunctie actief is, worden op het display ⓵ en
❄ (knipperend) weergegeven.
Aanwijzing
Omdat voor deze functie alleen de beperkte hoeveelheid warmte van de
boiler ter beschikking staat, dient de vorstbeschermingsfunctie alleen in
gebieden te worden toegepast, waar slechts enkele dagen per jaar tempe-
raturen rond het vriespunt worden bereikt.
Om de boiler te beschermen tegen vorstschade, wordt de vorstbescher-
mingsfunctie onderdrukt als de boilertemperatuur onder +5 °C [+40 °F]
daalt.
Voorrangslogica
Aanwijzing
De voorrangslogica kan alleen in 2-boilerinstallaties worden toegepast
(ANL = 4, 5, 6).
pRIO
Voorrang
Instelbereik: SE 1, SE 2, Su 1, Su 2, 0, 1, 2
Fabrieksinstelling: ANL 4: 2; ANL 5, 6: 1
Als een 2-boilerinstallatie is gekozen, bepaalt de voorrangslogica hoe de warmte
tussen de boilers wordt verdeeld. Verschillende soorten voorrangslogica kunnen
worden ingesteld:
• Gespreide opwarming (SE 1 en SE 2)
• Successieve opwarming (Su 1 en Su 2)
• Parallelle opwarming (0)
• Pendelopwarming (1 en 2)
Als onder PRIO SE 1 of SE 2 (alleen ANL 6) wordt ingesteld, wordt de boiler lager
in rang parallel met de voorrangsboiler opgewarmd als het temperatuurverschil
tussen collector en voorrangsboiler (boiler 1 bij SE 1, boiler 2 bij SE 2) de ingestelde
waarde DTSP overschrijdt en de boiler lager in rang niet de maximumtemperatuur
heeft bereikt.