Met deze parameter kan het soort pompaansturing worden ingesteld. Er kan tussen
de volgende soorten worden gekozen:
instelling standaardpomp zonder toerentalregeling
• OnOF (pomp aan / pomp uit)
instelling standaardpomp met toerentalregeling
• PULS (impulspakketbesturing door het halfgeleiderrelais)
instelling HE-pomp
• PSOL (PWM-profiel voor een HE-zonnepomp)
• PHEI (PWM-profiel voor een HE-verwarmingspomp)
Minimumtoerental
nMN, n1MN, n2MN
Minimumtoerental
Instelbereik: (10) 30 ... 100 %
Fabrieksinstelling: 30 %
nMN, n1MN, als ODB is geactiveerd: 50 %
In de kanalen nMN, n1MN en n2MN kan aan de relaisuitgangen R1 en R2 een rela-
tief minimumtoerental voor aangesloten pompen worden toegewezen.
Aanwijzing
Bij gebruik van niet-toerentalgeregelde verbruikers, bv. kleppen, moet het
toerental worden ingesteld op 100 %.
nMX, n1MX, n2MX
Maximumtoerental
Instelbereik: (10) 30 ... 100 %
Fabrieksinstelling: 100 %
In het instelkanaal n1(2)MX kan voor de uitgangen R1 en R2 een relatief maximum-
toerental voor een aangesloten pomp worden voorgeprogrammeerd.
Aanwijzing
Bij gebruik van niet-toerentalgeregelde verbruikers, bv. kleppen, moet het
toerental worden ingesteld op 100 %.
Maximumtemperatuur boiler
S MX / S1MX / S2MX
Maximumtemperatuur boiler
Instelbereik: 4 ... 95 °C [40 ... 200 °F]
ANL 10: 4 ... 90 °C [40 ... 190 °F]
Fabrieksinstelling: 60 °C [140 °F]
Als de boilertemperatuur de ingestelde maximumtemperatuur bereikt, wordt een ver-
dere lading van de boiler voorkomen en dus een schadelijke oververhitting voorkomen.
Een hysterese van 2 K [4 °Ra] is vastgelegd voor de maximumtemperatuur van de boiler.
Bij een overschreden maximale boilertemperatuur wordt ☼ continu weergegeven.
Aanwijzing
Als de collectorkoeling of de systeemkoeling is geactiveerd, kan de inge-
stelde maximumtemperatuur van de boiler worden overschreden. Om
schade aan de installatie te voorkomen is de regelaar voorzien van een
interne boiler beveiligingsstop die het systeem deactiveert, zodra de boi-
ler een temperatuur van 95 °C [200 °F] bereikt.
Boiler beveiligingsstop
OSNO
Optie boiler beveiligingsstop
Instelbereik: ON, OFF
Fabrieksinstelling: OFF
Deze optie dient om de interne nooduitschakeling van de boiler ook voor een
boilersensor bovenaan te activeren. Wanneer de temperatuur bij de verwijzingssen-
sor hoger wordt dan 95 °C, wordt boiler 1 geblokkeerd en de opwarming gestopt,
totdat de temperatuur lager is dan 90 °C.
Aanwijzing
De referentiesensor in de installaties 1, 2, 3, 8, 9 en 10 is sensor S3 en
in installatie 6 en 7 is dit sensor S4. In installaties 4 en 5 is de optie niet
beschikbaar en in installaties 6 en 7 is deze alleen beschikbaar, wanneer de
warmteverbruiksmeting niet is geactiveerd.
57