∆T -regeling
DT E / DT1E / DT2E / DT3E
Inschakeltemperatuurverschil
Instelbereik: 1,0 ... 20,0 K [2,0 ... 40,0 °Ra]
Fabrieksinstelling: 6,0 K [12,0 °Ra]
De regelaar gedraagt zich als een standaard-verschilregeling. Als het temperatuur-
verschil het inschakeltemperatuurverschil bereikt of overschrijdt, wordt de pomp
ingeschakeld.
Als het temperatuurverschil gelijk is aan of lager dan het ingestelde uitschakeltem-
peratuurverschil, wordt het betreffende relais uitgeschakeld.
Aanwijzing
Het inschakeltemperatuurverschil moet tenminste 0.5 K [1 °Ra] hoger lig-
gen dan het uitschakeltemperatuurverschil.
DT A / DT1A / DT2A / DT3A
Uitschakeltemperatuurverschil
Instelbereik: 0,5 ... 19,5 K [1,0 ... 39,0 °Ra]
Fabrieksinstelling: 4,0 K [8,0 °Ra]
Aanwijzing
Als de optie drainback ODB wordt geactiveerd, worden de waarden voor
de parameters DT E, DT A en DT S naar voor drainbacksystemen geop-
timaliseerde waarden aangepast:
DT E = 10 K [20 °Ra]
DT A = 4 K [8 °Ra]
DT S = 15 K [30 °Ra]
Reeds uitgevoerde instellingen in deze kanalen worden genegeerd en moe-
ten opnieuw worden opgegeven als ODB achteraf wordt gedeactiveerd.
56
Toerentalregeling
DT S / DT1S / DT2S / DT3S
Nominaal temperatuurverschil
Instelbereik: 1,5 ... 30,0 K [3,0 ... 60,0 °Ra]
Fabrieksinstelling: 10,0 K [20,0 °Ra]
Aanwijzing
Voor de toerentalregeling moet de bedrijfsmodus van het betreffende relais
op auto worden gezet (instelkanaal HND1 / HND2)
Als het temperatuurverschil het inschakeltemperatuurverschil bereikt of over-
schrijdt, wordt de pomp ingeschakeld en draait deze gedurende 10 sec met een
toerental van 100 %. Daarna daalt het toerental naar het minimumtoerental.
Als het gewenste temperatuurverschil wordt overschreden, wordt het toerental
van de pomp met één trap (10 %) verhoogd. Met de parameter Stijging kan het
regelgedrag worden aangepast. Elke keer als het temperatuurverschil met de instel-
bare stijgingswaarde wordt verhoogd, wordt het toerental met één trap verhoogd
tot het maximum van 100 %. Als het temperatuurverschil met de instelbare stij-
gingswaarde daalt, wordt het toerental daarentegen met één trap verlaagd.
Aanwijzing
Het ingestelde temperatuurverschil moet tenminste 0.5 K [1 °Ra] hoger
liggen dan het inschakeltemperatuurverschil.
pUM1 / pUM2
Pompaansturing
Keuze: OnOF, PULS, PSOL, PHEI
Fabrieksinstelling: PSOL
ANS / ANS1 / ANS2 / ANS3
Stijging
Instelbereik: 1 ... 20 K [2 ... 40 °Ra]
Fabrieksinstelling: 2 K [4 °Ra]