9
Selecteer Reset
op de GSC 10.
De LED wordt rood en dan groen.
10
Beweeg de trappers rond om de uitlijning van de sensor te
testen.
De rode LED knippert iedere keer als de pedaalmagneet de
sensor passeert. De groene LED knippert iedere keer als de
spaakmagneet de sensorarm passeert.
OPMERKING: De LED knippert de eerste 60 keer dat de
magneet de sensor passeert nadat u een reset hebt
uitgevoerd. Selecteer Reset opnieuw als u de magneet de
sensor vaker wilt laten passeren.
11
Als alles naar behoren functioneert en goed is uitgelijnd, zet
u de kabelbinders, sensorarm en spaakmagneet stevig vast.
Garmin raadt aan een moment tussen 0,21 en 0,27 Nm (1,9
en 2,4 lbf-inch) te gebruiken om voor een waterdichte
afsluiting van de GSC 10-sensorarm te zorgen.
Over de GSC 10
De cadansgegevens van de GSC 10 worden altijd opgenomen.
Als er geen GSC 10 is gekoppeld, wordt er gebruikgemaakt van
GPS-gegevens om de snelheid en afstand te berekenen.
De cadans is de pedaal- of draaisnelheid. Deze wordt gemeten
aan de hand van het aantal draaiingen van de pedaalarm per
minuut (RPM). De GSC 10 beschikt over twee sensors: een
voor de cadans en een voor snelheid.
Gegevens middelen voor cadans of vermogen
De instelling voor het middelen van gegevens die niet gelijk zijn
aan nul, is beschikbaar als u tijdens het trainen een optionele
cadanssensor of vermogensmeter gebruikt. Standaard worden
nulwaarden die optreden als u niet trapt, genegeerd.
U kunt de waarde van deze instelling wijzigen
gegevens vastleggen, pagina
Trainen met vermogensmeters
• Ga naar
www.garmin.com/intosports
sensors die compatibel zijn met uw toestel (zoals Vector
• Raadpleeg voor meer informatie de handleiding van uw
vermogensmeter.
• Pas uw vermogenszones aan uw doelen en mogelijkheden
aan
(Uw vermogenszones instellen, pagina
• Gebruik bereikwaarschuwingen om te worden gewaarschuwd
wanneer u een bepaalde vermogenszone bereikt
(Bereikwaarschuwingen instellen, pagina
• Pas de vermogensgegevensvelden aan
gegevenspagina's aanpassen, pagina
Uw vermogenszones instellen
De waarden voor deze zones zijn standaardwaarden en passen
mogelijk niet bij uw persoonlijke vaardigheden. U kunt uw zones
handmatig aanpassen op het toestel of gebruikmaken van
Garmin Connect. Als u weet wat uw FTP-waarde (Functional
Threshold Power) is, kunt u deze opgeven zodat de software
automatisch uw vermogenszones kan berekenen.
1
Selecteer vanuit het startscherm
Vermogen.
2
Voer uw FTP-waarde in.
3
Selecteer Op basis van:.
4
Selecteer een optie:
• Selecteer Watt om de zones in watt weer te geven en te
wijzigen.
• Selecteer % FTP om de zones als een percentage van uw
FTP-waarde (Functional Threshold Power) weer te geven
en te wijzigen.
ANT+ sensors
(Instellingen voor
16).
voor een lijst met ANT+
9).
3).
(De
15).
> Trainingszones >
De vermogensmeter kalibreren
Voordat u uw vermogensmeter kunt kalibreren, moet deze
correct zijn geïnstalleerd, gekoppeld met uw GPS-toestel en
actief gegevens vastleggen.
Raadpleeg de documentatie van de fabrikant voor instructies
over het kalibreren van uw vermogensmeter.
1
Selecteer in het startscherm
2
Selecteer Fietsprofielen.
3
Selecteer een profiel.
4
Selecteer
> Kalibreer.
5
Zorg dat uw vermogensmeter actief blijft door te blijven
trappen tot het bericht wordt weergegeven.
6
Volg de instructies op het scherm.
Vermogen in de pedalen
Vector meet het vermogen in de pedalen.
Vector meet een paar honderd keer per seconde de kracht die u
uitoefent. Vector meet ook uw cadans of pedaalrotatiesnelheid.
Door de kracht, de richting van de kracht, de rotatie van de
pedaalarm en de tijd te meten, kan Vector het vermogen
bepalen (Watt). Omdat Vector het onafhankelijke vermogen per
been (links en rechts) meet, wordt de vermogensbalans links/
rechts weergegeven.
OPMERKING: Het Vector S systeem geeft geen
vermogensbalans tussen het linker- en rechterpedaal.
Gebruik van Shimano
Voordat u gebruik kunt maken van Di2 elektronische shifters,
moet u deze koppelen met uw toestel
koppelen, pagina
aanpassen
(De gegevenspagina's aanpassen, pagina
Edge 810 toestel geeft de huidige afstellingswaarde weer als de
sensor in de afstellingsmodus is.
Omgevingsbewustzijn
™
).
Uw Edge toestel kan worden gebruikt met Varia
fietsverlichting en achteruitkijkradar voor een verbeterd
omgevingsbewustzijn. Raadpleeg de handleiding van het Varia
toestel voor meer informatie.
OPMERKING: U moet mogelijk de Edge software bijwerken
voordat u Varia toestellen kunt koppelen
pagina
18).
Uw ANT+ sensors koppelen
Voordat u de ANT+ sensors kunt koppelen, moet u de
hartslagmeter omdoen of de sensor plaatsen.
Koppelen is het maken van een verbinding tussen ANT+
draadloze sensors, bijvoorbeeld het verbinden van een
hartslagmeter met uw Garmin toestel.
1
Breng het toestel binnen bereik (3 m) van de sensor.
OPMERKING: Zorg ervoor dat u minstens tien meter bij
andere ANT+ sensors vandaan bent tijdens het koppelen.
2
Selecteer in het startscherm
3
Selecteer een profiel.
4
Selecteer een sensor.
5
Schakel de sensor in en selecteer Zoeken.
Wanneer de sensor is gekoppeld met uw toestel, is de
sensorstatus Verbonden. U kunt een gegevensveld
aanpassen om sensorgegevens weer te geven.
Een hartslagmeter koppelen
Voordat u de koppeling uitvoert, moet u de hartslagmeter
omdoen.
.
Di2
shifters
®
™
(Uw ANT+ sensors
9). U kunt de optionele Di2 gegevensvelden
(De software bijwerken,
> Fietsprofielen
15). Het
™
slimme
9