- Controle wekelijkse test solenoïde: Gaat af als de druk tijdens een handmatig uitgevoerde test of de wekelijkse
test niet minimaal 5 PSI daalt. Geeft een storing in de testsolenoïdeklep aan.
- Storing drukomzetter gedetecteerd: Treedt op als de drukuitlezing buiten het normale bereik ligt. Als er een
optionele dubbele druksensor is geïnstalleerd, wordt deze storing bovendien geactiveerd als op de twee
drukomzetters verschillende waarden worden afgelezen. Er wordt nader onderzoek geadviseerd om te bepalen wat
de oorzaak van de verschillende lezingen is. Merk op dat de controller altijd de laagste drukaflezing kiest om de
werkelijke systeemdruk te bepalen.
- Overdruk: Gaat af als de analoge aflezing van de afvoerdruk uitstijgt boven het instelpunt voor overdruk op de
alarmpagina.
- Onderdruk: Gaat af als de analoge aflezing van de afvoerdruk daalt onder het instelpunt voor "Onderdruk" op de
alarmpagina.
- Lage aanzuigdruk: Gaat af als de analoge aflezing van de aanzuigdruk ingeschakeld is en daalt tot onder het
instelpunt voor lage aanzuigdruk op de alarmpagina.
- Waterreservoir bijna leeg: Gaat af als de contactingang "Waterreservoir bijna leeg" (IN5) wordt geactiveerd of als
de analoge aflezing van het waterreservoir ingeschakeld is en daalt tot onder het instelpunt voor een bijna leeg
waterreservoir op de alarmpagina.
- Lek in brandstoftank: Gaat af als de contactingang "Lek brandstoftank" (IN4) geactiveerd wordt.
- Laag brandstofpeil: Gaat af als de contactingang "Laag brandstofpeil" (IN1) wordt geactiveerd of als de analoge
aflezing van het brandstofpeil ingeschakeld is en daalt tot onder het alarminstelpunt voor een laag brandstofpeil.
- Hoog brandstofpeil: Gaat af als de contactingang "Hoog brandstofpeil" (IN5) wordt geactiveerd of als de analoge
aflezing van het brandstofpeil ingeschakeld is en uitstijgt boven het alarminstelpunt voor een hoog brandstofpeil.
Motorstoring tijdens draaien: Gaat af als het signaal "Draaien van motor" verloren is terwijl de motor draait. De
motor nogmaals proberen te starten als de startoorzaken niet zijn teruggekeerd naar de normale toestand.
- Starten van motor mislukt: Gaat af als de motor niet start, nadat er 6 startpogingen zijn ondernomen. De motor
wordt rood.
- ECM-keuzeschakelaar in wisselstroomstand: Gaat af als de specifieke "ECM" (Electronic Control Module)-ingang
(301) geactiveerd wordt op de connectorstrip van de motor.
- ECM-waarschuwing: Gaat af als de specifieke "ECM"-ingang (303) geactiveerd wordt op de connectorstrip van de
motor.
- ECM-storing: Gaat af als de specifieke "ECM"-ingang (304) geactiveerd wordt op de connectorstrip van de motor.
- FIM: Gaat af als de specifieke "FIM" (Fuel Injection Malfunction)-ingang (302) geactiveerd wordt op de
connectorstrip van de motor.
- PLD lage aanzuigdruk: Gaat af als de specifieke "PLD" (Pressure Limiting Device)-ingang (305) geactiveerd wordt
op de connectorstrip van de motor.
- Hoog ongezuiverd waterpeil: Gaat af als de specifieke ingang (310) geactiveerd wordt op de connectorstrip van de
motor.
- Lage stroming ongezuiverd water: Gaat af als de specifieke ingang (311) geactiveerd wordt op de connectorstrip
van de motor.
26