- Motorstoring tijdens draaien
- Te hoog toerental* (3)
- ECM-keuzeschakelaar in wisselstroomstand (301)
- ECM-storing (304)
- Storing brandstofinjectie motor (302)
- PLD lage aanzuigdruk (305)
- Hoge temperatuur ongezuiverd water (310)
- Lage stroming ongezuiverd water (311)
- Batterijstoring 1-2
- Storing gelijkstroom
- Overdruk
Probleem in pompruimte. Wordt geactiveerd als één of meer van de volgende voorwaarden actief zijn:
- Lek in brandstoftank
- Laag brandstofpeil
- Hoog brandstofpeil
- Storing wisselstroom
- Lage temperatuur pompruimte
- Lage aanzuigdruk
- Waterreservoir bijna leeg
- Waterreservoir leeg
Probleem met controller: Belangrijk: dit relais is normaal geactiveerd als de controller in de normale toestand is. Het
relais wordt gedeactiveerd als er een probleem met de controller wordt gedetecteerd (failsafe). Wordt geactiveerd
als één of meer van de volgende voorwaarden actief zijn:
- Laderstoring 1-2
- Storing gelijkstroom
- Standaard solenoïdeklep
- Wekelijkse testinschakeling niet bereikt
Lijst met gewone alarmen:
- Storing wisselstroom: Bewaakt de wisselstroom en gaat af bij een storing.
- Storing gelijkstroom: Bewaakt de gelijkstroom uit de batterijen en gaat af als beide batterijen defect zijn.
- Batterij 1-2 storing: Bewaakt de status van de batterijen en gaat af bij een storing. Dit treedt op als de batterij
losgekoppeld is, van het verkeerde type is of niet kan worden opgeladen.
- Lader 1-2 fout: Bewaakt de status van de batterijladers en gaat af bij een storing. Dit treedt op als de batterijlader
een defect vertoont, niet goed op de netvoeding is aangesloten of de benodigde stroom niet kan leveren. De lader
schakelt over naar de Boost storingsmodus als tijdens een boost-test de spanning niet stijgt. Tevens wordt er een
droog NC contact aangesloten van de lader naar de I/O-kaart. Het alarm gaat af als dit contact open is gedurende
de tijd die ingesteld is op de alarmpagina Storing lader. Laderuitlezingen worden niet bijgewerkt tijdens starten en/of
draaien, door instabiliteit van de uitlezing onder belasting. Zodra de motor terugkeert naar een stationaire toestand
worden alle uitlezingen en storingsanalyses opnieuw geactiveerd.
- Onderhoud vereist: Gaat af als de controller onderhoud nodig heeft. Dit treedt op als de ingestelde datum op de
onderhoudspagina voorbij is, of als er nog nooit onderhoud is uitgevoerd.
- Zwakke batterij 1-2: Gaat af als de batterijspanning onder het fabrieksinstelpunt daalt.
- Continuïteitsverlies 1-2: Gaat af als de startcontactgevers van de motor losgekoppeld zijn van de controller.
- Wekelijkse testinschakeling niet bereikt: Gaat af als de startdruk tijdens een handmatig uitgevoerde test of een
wekelijkse test niet wordt bereikt. Als de startdruk aan het einde van de 20s‐timer nog niet is bereikt, kan de motor
tijdens de test toch worden gestart als de druk ten minste met 5 PSI is gedaald.
25