3. Spuit de vloeistof in het werkkanaal.
Opmerking: Als er afzuiging is aangesloten op de bronchoscoop, schakel deze dan niet in tijdens het
toedienen van de vloeistof. Hierdoor zal de vloeistof uit de bronchoscoop worden afgezogen. U dient
de injectiespuit of introducer daarentegen los te koppelen tijdens het afzuigen om op volle sterkte te
kunnen afzuigen.
Optie 2.
Niet-AANGeDReVeN eNDOSCOOpACCeSSOiReS iNBReNGeN
1. Beweeg de positioneringshendel om het distale uiteinde zo recht mogelijk te krijgen.
2. Indien van toepassing, positioneert u het accessoire zodanig dat het distale uiteinde zo ver mogelijk
ingeschoven is.
3. Breng het distale uiteinde van het accessoire in het werkkanaal in.
4. Schuif het accessoire door het werkkanaal tot het uiteinde uit het distale uiteinde van de bronchoscoop
steekt, zoals te zien is op het monitorscherm.
5. Positioneer het distale uiteinde van de bronchoscoop en de accessoire zoals noodzakelijk is voor
de procedure.
Opmerking: Verwijder het accessoire uit het werkkanaal voorafgaand aan het afzuigen om op volle
sterkte te kunnen afzuigen.
Bedienings- en onderhoudshandleiding: Het apparaat gebruiken
37
0900-4868-NLNL REV-08