7 Inbedrijfstelling
7.4
Procedure voor inbedrijfstelling zonder smartphone
Afb.53
Toegangspad
>
Installateur > Installateurcode 0012 > Menu 'Geavanceerd' > Configuratiecode instellen > EHC–12
Afb.54
7.5
CN1 en CN2 parameters
Afb.55
220-230V 50/60Hz 15W; Imax : 6A
CN1=
CN2=
MW-6070424-1
7.6
Instelling van het debiet van het directe circuit
40
MW-6000866-02
1x
serial number
IP21
?
Zie ook
Activeren/deactiveren van de Bluetooth® voor het apparaat,
pagina 41
Bluetooth®-label, pagina 19
Opgelet
De inbedrijfstelling moet worden uitgevoerd door een erkende
installateur.
1. Selecteer Land en taal.
2. Configureer Datum en tijd.
3. Configureer de functie Autom. zomertijd.
4. Stel de parameters CN1 en CN2 in. De waarden zijn te vinden op de
typeplaat van de binnenunit. Ze staan ook in de onderstaande tabel.
De parameters CN1 en CN2 worden gebruikt voor het aanduiden
van het vermogen van de buitenunit en het type back-up op de
installatie. Ze kunnen worden gebruikt om de parameters te
preconfigureren op basis van de configuratie van de installatie.
Deze parameters zijn ook toegankelijk na ingebruikstelling:
5. Selecteer Bevestigen om de instellingen op te slaan.
6. De warmtepomp begint zijn ontluchtingscyclus.
Punten om te controleren:
Lees de aanvoertemperatuur.
Als aan het einde van de ontluchtingscyclus de warmtepomp niet start,
controleer dan de aanvoertemperatuur op de gebruikersinterface. De
aanvoertemperatuur moet hoger zijn dan 10 °C om de buitenunit te laten
starten. Dit beschermt de condensor tijdens het ontdooien.
Belangrijk
Als de aanvoertemperatuur lager is dan 10 °C, starten de back-
ups in plaats van de buitenunit. De buitenunit neemt het over
zodra de aanvoertemperatuur 20 °C is.
De CN1 en CN2 parameters worden gebruikt om de warmtepomp te
configureren op basis van de uitgang van de geïnstalleerde buitenunit.
Alleen de waarden CN1 en CN2 op het typeplaatje zijn geldig.
Tab.23
Vermogen van de buitenunit
Tensio 4 C MR
Tensio 6 C MR
Tensio 8 C MR
Verwarmingsinstallaties moeten te allen tijde een minimum debiet kunnen
garanderen. Als het debiet te laag is, kan de warmtepomp zichzelf
uitschakelen voor zijn eigen veiligheid, en de verwarmings- en
koelingsfuncties zijn dan niet langer gegarandeerd.
CN1
CN2
1
11
2
11
3
11
7811619 - v05 - 16102023