6.6.2
Verwarmingscircuit controleren
Afb.33
6.7
Elektrische aansluitingen
6.7.1
Controle en voorbereiding van de elektrische installatie
Afb.34
7811619 - v05 - 16102023
1. Controleer of het volume van het/de expansievat(en) voldoende is
voor het watervolume in de verwarmingsinstallatie.
2. Controleer de druk van het/de expansievat(en).
3. Controleer of het verwarmingscircuit voldoende water bevat. Vul
indien nodig meer water bij.
4. De waterzijdige aansluitingen op dichtheid controleren.
5. Controleer of het verwarmingscircuit goed is ontlucht.
6. Controleer of het filter niet verstopt is. Reinig het indien nodig.
7. Controleer of het condensaat correct afgevoerd wordt uit de
buitenunit.
8. Controleer of de kleppen en thermostatische radiatorkranen open
staan.
9. Controleer of alle instellingen en veiligheidsvoorzieningen goed
werken.
10. Het warmtecircuit moet opnieuw ontlucht worden na enkele
bedrijfsuren. Na het ontluchten moet de druk gecontroleerd worden.
Vul indien nodig water bij.
Opgelet
Alleen een gekwalificeerde vakman is bevoegd om aan het
elektrische gedeelte van de installatie te werken.
1. Neem de voorschriften van de geldende normen in acht bij het kiezen
van de kabels en installatieautomaten.
Tab.21
Land
België
Nederland
2. Controleer de elektrische specificaties van de beschikbare netvoeding
en vergelijk deze met de specificaties op de typeplaten op de
toestellen. De elektrische specificaties moeten overeenkomen.
3. Volg de instructies in de handleiding en de met het toestel
meegeleverde elektrische schema's.
4. Selecteer de kabels die voor de diverse aansluitingen worden
gebruikt. De kabeldoorsneden moeten:
voldoen aan de eisen van de installatie,
voldoen aan de geldende normen om de maximale stroomsterkte
van de buitenunit te weerstaan,
rekening houden met de afstand tussen de toestellen en het
elektrisch paneel,
rekening houden met het aardingssysteem.
5. Gebruik een aardlekschakelaar (RCD) die geschikt is voor
hoogfrequente stromen voor de stroomtoevoer naar de "inverter"
buitenunit.
MW-1002374-1
Tab.22
Voedingskabeltype
Eenfase
6. Voed het toestel via een circuit met een meerpolige schakelaar met
een openingsspleetafstand van meer dan 3 mm. De installatie moet
zijn voorzien van een hoofdschakelaar.
7. Schakel de stroomtoevoer altijd uit voordat er aansluitingen
uitgevoerd worden.
Geldende normen
Aardlekschakelaar
(ALS)
Type B
6 Installatie
Norm
RGEI
NEN 1010
Hoofdelektrische voe
ding
230 V (+6%/-10%) 50
Hz
31