Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Minimumgasdrukschakelaar; Vlambewaking; Regeling Servomotor - Riello RS 50/M Handleiding Voor Installatie, Gebruik En Onderhoud

Gasventilatorbrander
Inhoudsopgave

Advertenties

6.6.3

Minimumgasdrukschakelaar

Het doel van de minimum gasdrukschakelaar is te voorkomen
dat de brander niet correct werkt wegens een te lage gasdruk.
Stel de minimum gasdrukschakelaar af (Afb. 32) na de brander,
de gaskleppen en de stabilisator van de helling afgesteld te heb-
ben.
Terwijl de brander aan het maximumvermogen werkt:
installeer een manometer stroomafwaarts van de stabilisator
van de helling (bv. op de gasdrukinlaat bij de verbrandings-
kop van de brander);
partialiseer de handbediende gasklep langzaam totdat de
manometer een drukdaling van ongeveer 0,1 kPa (1 mbar)
aangeeft. Controleer in deze fase de CO-waarde, die altijd la-
ger moet zijn dan 100 mg/kWh (93 ppm).
Verhoog de instelling van de drukschakelaar tot hij doorslaat,
waardoor de brander uitschakelt;
verwijder de manometer en sluit de kraan van de voor de me-
ting gebruikte drukkraan;
open de manuele gaskraan volledig.
D3855
1 kPa = 10 mbar
LET OP
6.7

Regeling servomotor

De servomotor regelt tegelijkertijd de luchtklep, door middel van
de nok met variabel profiel, en de gassmoorklep.
De rotatiehoek op de servomotor is gelijk aan de hoek op de
gegradueerde sector van de smoorklep. De servomotor draait 90°
in 24 s.
Wijzig de in de fabriek afgestelde regeling niet van de 4 nokken
waarmee deze uitgerust is; controleer alleen of ze als volgt zijn:
Nok I
: 90°
Beperkt de rotatie naar het maximum. Wanneer de brander
werkt, moet de gassmoorklep helemaal open zijn: 90°.
Nok I I
: 0°
Beperkt de rotatie naar het minimum. Als de brander niet werkt,
moeten de luchtklep en de gassmoorklep gesloten zijn: 0°
Nok I I I
: 15°
Regelt de positie van ontsteking en minimale vermogen
Nok IV
: niet gebruikt
20154810
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
Afb. 32
28
6.6.4

Vlambewaking

De brander heeft een ionisatiesysteem om de aanwezigheid van
de vlam te controleren. De minimaal vereiste stroom voor de
werking van de controledoos is 6 A. De brander levert echter
een veel hogere stroom op, zodat geen enkele controle vereist is.
Wil men de ionisatiestroom toch meten, ontkoppel dan de
stekker-stopcontact 22)(Afb. 4 op pag. 11) op de kabel van de
ionisatiesonde,
en
plaats
gelijkstroom met 100 onderaan de schaal.
Het is ook mogelijk om met de functie "Check Mode" de
hoeveelheid van het vlamsignaal te controleren.
Controleer het vlamdetectieniveau met de functie "Check mode"
van de vlamregelaar: de LED's 2 tot 6 geven de respectievelijk
vlamsignaalniveau's aan. Raadpleeg "LED-indicator en speciale
functie"LED-indicator en speciale functie" op pag. 34.
Check Mode
Met brandende vlam van de brander:
houd minimaal 3 seconden de knop voor het resetten van de
vlamregelaar ingedrukt;
de kleur van de knop verandert van groen naar geel;
alle LED's die de bedrijfstoestanden aangeven, worden
vergeleken met 20% van de maximale intensiteit;
druk de resetknop (<0,5sec) verder in om de signaal-LED's
weer normaal te laten werken.
20156572
Let op de polariteit!
LET OP
NL
een
microampèremeter
Afb. 33
Afb. 34
voor
D790

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

826t120154805

Inhoudsopgave