Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
6.4
Ontsteking van de brander
Nadat de eerder beschreven procedure is uitgevoerd, zou de
brander ingeschakeld moeten zijn.
Indien de motor start, maar de vlam verschijnt niet en de brander
wordt vergrendeld, moet ontgrendeld worden en moet gewacht
worden op een nieuwe poging om te starten.
In geval de brander niet wordt ingeschakeld, is het mogelijk dat
het gas de verbrandingskop niet bereikt binnen de veiligheidstijd
van 3 s; in dit geval is het noodzakelijk om het gasdebiet te
verhogen bij ontsteking.
De U-vormige manometer geeft aan wanneer het gas de mof
bereikt (Afb. 26).
In geval de brander nog wordt vergrendeld, wordt verwezen naar
het hoofdstuk "Nadelen - Oorzaken - Oplossingen aangegeven
door de LED-indicatoren" op pag. 36.
6.5
Afstelling van de brander
Om een optimale afstelling van de brander te verkrijgen, is het
noodzakelijk de verbrandingsgassen te analyseren aan de
uitgang van de ketel.
Ga in volgende volgorde te werk:
1
Vermogen bij de ontsteking
2
MAX-vermogen
3
MIN-vermogen
4
Tussenliggende vermogens
5
Luchtdrukschakelaar
6
Maximumgasdrukschakelaar
7
Minimumgasdrukschakelaar
6.5.1
Vermogen bij de ontsteking
Volgens norm EN 676:
Branders met MAX. vermogen tot 120 kW
De
ontsteking
kan
uitgevoerd
werkingsvermogen. Voorbeeld:
•
max. werkingsvermogen: 120 kW
•
max. vermogen bij ontsteking:
Branders met MAX. vermogen boven 120 kW
De ontsteking dient te worden uitgevoerd op een vermogen dat
lager is dan het max. werkingsvermogen.
Als het vermogen bij de ontsteking niet boven 120 kW gaat, is
geen enkele berekening vereist. Als het vermogen bij de
ontsteking daarentegen boven 120 kW ligt, dan bepaalt de norm
dat de waarde moet worden berekend in functie van de
veiligheidstijd "ts" van de elektrische controledoos:
–
bij ts = 2s moet het vermogen bij de ontsteking gelijk aan of
lager dan 1/2 van het maximum werkingsvermogen zijn;
–
bij ts = 3s moet het vermogen bij de ontsteking gelijk aan of
lager dan 1/3 van het maximum werkingsvermogen zijn.
Voorbeeld:
MAX werkingsvermogen 600 kW.
Het vermogen bij de ontsteking moet gelijk aan of hoger zijn dan:
•
300 kW met ts = 2s
•
200 kW met ts = 3s
Om het vermogen te meten bij de ontsteking:
–
koppel de stekker-stopcontact 22)(Afb. 4 op pag. 11) op de
kabel van ionisatiesonde los (de brander slaat aan en
vergrendelt na de veiligheidstijd).
–
10 ontstekingen met daaropvolgende vergrendelingen
uitvoeren.
–
Op de teller de hoeveelheid verbrand gas aflezen.
–
Deze hoeveelheid moet gelijk aan of lager dan het resultaat
van volgende formule zijn, voor ts = 3s:
worden
aan
het
max.
120 kW
25
Indien de brander uitvalt, mag deze niet meer dan
twee maal achtereenvolgens ontgrendeld worden
om schade aan de installatie te vermijden. Als de
brander de derde maal vergrendeld wordt, moet
LET OP
de assistentiedienst gecontacteerd worden.
Indien de brander nog wordt vergrendeld of
andere defecten vertoont, mogen de ingrepen
uitsluitend uitgevoerd worden door bevoegd
verklaard en gespecialiseerd personeel, volgens
GEVAAR
de aanduidingen in deze aanwijzingen en in
overeenstemming
wetsbepalingen.
Na de ontsteking moet de brander volledig afgesteld worden.
3
Nm
/h
Voorbeeld voor gas G 20 (10 kWh/Nm
Max werkingsvermogen, 600 kW
overeenkomstig met 60 Nm
Na 10 ontstekingen met vergrendeling moet het op de meter
afgelezen vermogen gelijk aan of kleiner zijn dan:
60 : 360 = 0,166 Nm
6.5.2
Maximumvermogen
Het maximum vermogen moet gekozen worden binnen het
werkingsveld dat wordt aangeduid op pag. 10.
In de voorafgaande beschrijving hebben we de brander
aangelaten, functionerend aan het MIN. vermogen. Druk nu op
de knop 2)(Afb. 27 op pag. 24) "toename vermogen" en blijf deze
indrukken tot de servomotor de luchtklep en de gassmoorklep
90° geopend heeft.
Afstelling van het gas
Meet het gasdebiet op de gasmeter.
Een algemeen idee wordt verkregen op Tab. J op pag. 20, het
volstaat dus om de gasdruk op de manometer van Afb. 26 op
pag. 24 af te lezen, en de aanwijzingen van pag. 20 te volgen.
–
Als het gasdebiet moet verkleinen, verlaagt u de gasdruk aan
de uitgang. Als de druk al op het minimum staat, sluit dan het
regelventiel VR een beetje.
–
Als het gasdebiet moet stijgen, verhoogt u de gasdruk aan de
uitgang van de regelaar.
Afstelling van de lucht
Wijzig progressief het eindprofiel van de nok 4)(A) door middel
van de schroeven van de nok aan de binnenkant van de opening
6)(Afb. 28 op pag. 26).
–
Om het luchtdebiet te verhogen de schroeven aandraaien.
–
Om het luchtdebiet te verlagen de schroeven losdraaien.
NL
met
de
normen
(max. vermogen brander)
360
3
):
3
/h.
3
.
en
de
20154810