Memo
• Als het AF-punt kan worden gewijzigd, verschijnt Q in de zoeker.
• U kunt ook het AF-punt instellen met [Actief AF-gebied] in het
bedieningspaneel.
• U hoort een geluidssignaal wanneer de functie van ABCD wordt
gewijzigd door op c te drukken. U kunt de instelling wijzigen
bij [Geluidseffecten] in het menu D1.
3
• Als u wijziging van het AF-punt mogelijk wilt maken (directe
bediening met de toetsen wilt uitschakelen) op elk moment dat de
selectie van het scherpstelgebied is ingesteld op I, E, F, G,
of H, stel dit dan in bij [26. Opties vierwegbesturing] in het menu
(w
p.R51)
E4.
• Sommige AF-punten kunnen niet worden geselecteerd. Dit hangt
af van het objectief of de accessoires die worden gebruikt. (p.30)
Instellen van de AF-modus tijdens Live
weergave
U kunt bij het maken van opnamen met Live weergave
een autofocusstand kiezen.
1
Draai aan R terwijl u op 6
drukt.
50
(w
p.R36)
Het scherm voor selectie van
een autofocusstand verschijnt.
e Gezichtsherkenning
f Traceren
g Meerdere AF-punten
h Selecteren
i Spot
Ga verder naar Stap 2 als g of h wordt geselecteerd.
2
Druk op c.
Het scherm verschijnt waarin het AF-gebied kan worden ingesteld.
Gezichtsherkenning
Gezichtsherkenning
1/
1/
2000
2000 F2.8
F2.8
1600
1600
Detecteert en traceert gezichten van
mensen. (standaardinstelling)
Het detectiekader voor het belangrijkste
gezicht voor AF en AE wordt in geel
weergegeven.
Volgt het onderwerp dat scherp
is gesteld.
De sluiter kan zelfs worden ontspannen
als het onderwerp niet scherp is.
Het scherpstelgebied wordt ingesteld
op het gewenste gebied.
De sensor is verdeeld in 35 gebieden
(7 horizontaal bij 5 verticaal), en u kunt
kiezen uit een breder of smaller
scherpstelgebied door gebruik te maken
van 1, 9, 15 of 21 van die 35 beschikbare
gebieden.
Het scherpstelgebied wordt ingesteld
op basis van het aantal pixels.
Stelt het scherpstelgebied in op een
beperkt gebied van het midden.
1234
1234