Weergavestand
De gemaakte opname en opname-informatie worden
weergegeven in de enkelbeeldweergave van de weergavestand.
Druk op G om het type informatie te wijzigen dat wordt
weergegeven in de enkelbeeldweergave. Gebruik CD
om het type te selecteren en druk op E.
100-0001
100-0001
1/
1/
2000
2000 F2.8
F2.8
200
200
+0.3
+0.3
Enkelbeeldweergave
(Standaard infoweergave)
De gemaakte opname, de bestandsindeling,
de belichtingsparameters, en de indicaties
Standaard infoweergave
van de bedieningsaanwijzingen worden
weergegeven.
Op het scherm worden details van
Gedetailleerde
de opname-instellingen en het tijdstip
infoweergave
van de opname weergegeven. (p.22)
De gemaakte opname en het
helderheidshistogram worden getoond. (p.23)
Histogramweergave
Niet beschikbaar tijdens het afspelen
van video's.
De gemaakte opname en het RGB
histogram worden getoond. (p.23)
RGB-histogramweergave
Niet beschikbaar tijdens het afspelen
van video's.
Geen infoweergave
Enkel de opname wordt weergegeven.
100-0001
100-0001
Standaard infoweergave
Standaard infoweergave
1/
1/
2000 F2.8
2000
F2.8
200
200
+0.3
+0.3
Scherm voor selectie van het
display van de weergave-info
Memo
• Druk op d om een keuze te maken tussen de geheugenkaarten
die zijn geplaatst in de twee sleuven, SD1 en SD2.
• Het display dat is geselecteerd in het scherm voor selectie van
het display van de weergave-informatie, wordt weergegeven
in de weergavestand wanneer de camera wordt uitgezet en weer
wordt aangezet. Indien [Display weergave-info] uitgeschakeld is
bij [Geheugen] in het menu A4, dan verschijnt het [Standaard
infoweergave] altijd als eerste wanneer de camera wordt
aangezet.
(w
p.R27)
• U kunt het raster weergeven bij [Rasterweergave] in het menu
(w
p.R33)
B1.
• U kunt bij [Overbelichting] in het menu B1 de camera zo instellen
dat de heldere (overbelichte) gebieden in het beeld rood gaan
knipperen.
(w
p.R33)
1
21