Wielen en banden
Provisorische bandenreparatie
Overzicht
1.
Sticker, toegestane maximumsnelheid
2.
Knop
3.
Kabel
4.
Bushouder (oranje deksel)
5.
Beschermdop
6.
Drukreduceerventiel
7.
Luchtslang
8.
Bus met afdichtmiddel
9.
Manometer
Band oppompen
De compressor is berekend op het oppompen
van de originele banden die op de auto zitten.
– De compressor moet uitstaan. Zorg dat de
knop in stand 0 staat en neem de kabel en
de luchtslang erbij.
166
– Draai het ventieldopje van het wiel los en
schroef de ventielaansluiting van de luchts-
lang zo ver mogelijk op het ventiel van de
band.
– Sluit de kabel aan op een van de 12V-
aansluitingen in de auto en start de motor.
WAARSCHUWING!
Het inademen van uitlaatgassen kan levens-
gevaarlijk zijn. Laat de motor nooit draaien in
ruimten die zijn afgesloten of onvoldoende
geventileerd zijn.
– Schakel de compressor in door de knop in
stand I te zetten.
– Pomp de band op tot de druk die in de ban-
denspanningstabel staat aangegeven. (Laat
eventueel lucht ontsnappen met het drukre-
duceerventiel, als de bandenspanning te
hoog is.)
BELANGRIJK!
Er bestaat gevaar voor oververhitting. De
compressor mag niet langer dan
10 minuten achtereen werken.
– Schakel de compressor uit. Koppel de
luchtslang en de kabel los.
– Plaats het ventieldopje terug.