CHECKLIST VOOR HET VERTREK
WAARSCHUWING
Voer vóór iedere rit een contro-
le vóór gebruik uit om mogelij-
ke problemen met de werking
op te sporen. De controle vóór
gebruik kan u helpen om slijta-
ge en aantasting op te volgen
voordat ze problematisch wor-
den. Corrigeer alle problemen
die u ontdekt om het risico op
een panne of ongeval te vermij-
den. Raadpleeg desgevallend
een erkende Can-Am roadster
dealer.
Inspecteer:
-
Banden: Controleer op schade,
onjuiste spanning en een te
sterk
versleten
Raadpleeg het hoofdstuk ON-
DERHOUDSPROCEDURES .
-
Wielen en wielmoeren: Contro-
leer op schade. Draai elk wiel-
moer op het voorwiel met de
hand aan om zeker te zijn dat
het niet los zit. Kijk na of de
moer van de wielas achteraan
nog op zijn plaats zit.
-
Aandrijfriem: Controleer op
uitrafelen, scheuren, perforaties
of ontbrekende tanden. Contro-
leer de uitlijning. Raadpleeg het
hoofdstuk over ONDERHOUDS-
PROCEDURES voor meer infor-
matie.
-
Lekken: Kijk onder het voertuig
of er geen lekken zijn.
-
Deksel van het opbergvak
vooraan: Trekken om te zien of
het goed vastzit.
-
Zorg dat het zadel goed vastzit.
-
Spiegels: Reinigen en afstellen
(raadpleeg SPIEGELS in het on-
derdeel APPARATUUR ).
-
Rempedaal: Indrukken en con-
troleren of u voldoende weer-
stand voelt. Het pedaal moet
helemaal terugkomen als het
wordt losgelaten.
94
bandprofiel.
-
Gashendel: Meermaals rond-
draaien. Het moet vrij te bedie-
nen zijn en na het loslaten terug-
keren in ruststand.
-
Koppelingshendel
SM6): Pas aan naar wens (zie
onderdeel ELEMENTAIRE BE-
DIENINGSELEMENTEN ). Indruk-
ken om zeker te zijn dat het
normaal functioneert en terug-
komt als het wordt losgelaten.
-
V e r s n e l l i n g s s c h a k e l a a r
(model SE6): Kijk na of de ver-
snellingsschakelaar in beide
richtingen normaal functioneert
en bij loslaten naar het midden
terugkeert.
-
Gewicht: Zorg ervoor dat het
totale gewicht van het voertuig
(inclusief bestuurder, passagier,
lading en extra accessoires) niet
meer dan 199 kg bedraagt.
Draai de contactsleutel op AAN:
-
M u l t i f u n c t i o n e e l
instrumentenbord: Controleer
de meters, indicatorlichtjes,
meldingen en het brandstofpeil.
-
Lichten: Controleer of de kop-
lampen, achterlichten, remlicht,
richtingaanwijzers, achteruitrij-
licht en knipperlichten werken.
-
Claxon:Werking controleren.
-
Stuurinrichting: Start de motor
en controleer of het stuur vrij
kan bewegen.
-
Motorstopschakelaar: Contro-
leer of de motorstopschakelaar
naar behoren functioneert.
-
Parkeerrem: Start de motor,
schakel de parkeerrem uit en ga
na of het parkeerremindicator-
lichtje op het multifunctionele
instrumentenbord uitstaat.
-
Rem: Rij rustig enkele meters
vooruit en voer een remtest uit.
Schuif altijd de onderhoudsdeksels
aan de zijkant terug op hun plek.
(model