-
Druk de koppelingshendel in en
draai voorzichtig de gashendel
open tot de tachometer een
toerental tussen 1.500 en 2.000
RPM aangeeft. Oefen erop het
toerental binnen dit bereik te
houden.
-
Houd de gashendel in deze
stand en laat de koppelingshen-
del zoals de vorige keer geleide-
lijk los. Probeer het toerental
onder de 2.500 RPM te houden.
-
Hoe sneller u de koppelingshen-
del loslaat, hoe sneller u accele-
reert. Als u de koppeling te snel
loslaat, kan de motor stilvallen
of kan het voertuig vooruit
springen.
Als u teveel gas geeft kan het
achterwiel heel snel gaan draai-
en en sterk versnellen.
-
Zodra de koppelingshendel vol-
ledig is losgelaten, wordt uw
snelheid geregeld door het gas-
pedaal.
-
Neem gas terug wanneer u het
einde van de rechte lijn nadert,
trek de koppelingshendel in en
duw op de rem om tot stilstand
te komen.
-
Zonder gas te geven, keert u
om en rijdt u de rechte lijn af in
de tegengestelde richting.
NODIGE RIJVAARDIGHEID EN PRAKTIJKOEFENINGEN
1. Start
2. Laat het gas los
3. Stop
4. Laat het gas los
Tips voor extra oefeningen
-
Oefen het geleidelijk loslaten
van de koppelingshendel en gas
geven tot u vlot kunt starten en
gecontroleerd kunt versnellen.
5) Eenvoudige draaibewegingen
Doel
-
Leer vlot en gecontroleerd
draaien.
Aanwijzingen
Deze oefening lijkt op de vorige
oefeningen, behalve dat u de bocht
nu in de frictiezone gaat nemen in
plaats van voor de bocht te stop-
pen.
-
Rijd in eerste versnelling de
rechte lijn af. Rijd wat verder
weg van de bakens zodat u een
brede draaibeweging kunt ma-
ken aan het einde van de rechte
lijn.
55