LET OP Duw alleen langs de
rechterkant, zodat u aan het rempe-
daal raakt. Blijf uit de buurt van de
hete uitlaatpijp.
Als u het voertuig achteruit trekt,
let dan op dat het voorwiel niet
over uw voeten rolt.
6. Stap terug op en parkeer het
voertuig als boven aangegeven.
Achteruit rijden
Raadpleeg het onderdeel VEILIG-
HEIDSAANWIJZINGEN voor veilige
bediening.
In achteruit schakelen (model
SE6)
1. Schakel met een draaiende
motor in eerste versnelling.
2. Houd de koppelingshendel inge-
drukt.
3. Houd de achteruitrijknop inge-
drukt.
4. Duw de schakelhendel één slag
lager.
5. Laat de achteruitrijknop los en
controleer of de letter "R" op het
multifunctionele instrumenten-
bord knippert.
In achteruit schakelen (model
SE6)
1. Schakel naar eerste of neutraal
terwijl de motor draait, het
voertuig stilstaat en de rem is
ingedrukt.
2. Houd de achteruitrijknop inge-
drukt.
3. Trek de versnellingsschakelaar
naar u toe om lager te schake-
len naar achteruit.
Achteruitrijden
Kijk of de ruimte achter u vrij is en
blijf achteruit kijken terwijl u achter-
uitrijdt. Beperk uw snelheid en rijd
nooit langere afstanden achteruit.
Uit Achteruit schakelen
Model SM6
Om uit Achteruit te schakelen,
houdt u de koppelingshendel inge-
trokken en heft u de schakelhendel
eenmaal op. U schakelt dan in eer-
ste versnelling. U hoeft de achter-
uitrijknop niet te gebruiken. Deze
wordt automatisch gereset.
Model SE6
Om uit achteruit te schakelen,
brengt u het voertuig tot stilstand
en drukt de versnellingsschakelaar
hoger naar neutraal of, door wat
langer te drukken, naar eerste.
Gebruik tijdens de inrij-
periode
Het voertuig heeft een inrijperiode
van 1000 km nodig.
Vermijd hard remmen de eerste
300 km, vermijd hard remmen.
WAARSCHUWING
Nieuwe remmen en banden
bereiken hun maximale rende-
ment pas nadat ze zijn ingere-
den. De prestaties van de rem-
men, besturing en VSS kunnen
beperkt zijn; wees dus extra
voorzichtig.
Remmen en banden zijn ingere-
den na ongeveer 300 km rijden
met frequent remmen en stu-
ren. Rijden met weinig remmen
en sturen vergt extra tijd om de
remmen en banden in te rijden.
De eerste 1000 km:
-
Geef geen plankgas.
-
Vermijd langere ritten.
-
Als de koelventilator onophoude-
lijk werkt in stads- of fileverkeer,
ga dan naar de kant en schakel
de motor uit om deze te laten
afkoelen of rijd sneller om de
motor te laten afkoelen door de
wind.
BASISPROCEDURES
37