2
2
3
3
4
4
Figuur 12
1. Bedieningspaneel
2. Contactsleuteltje –
LOPEN-stand
3. Contactsleuteltje –
START-stand
5. Zodra de motor start, zet u de gashendel op Snel
(Figuur 11). Als de motor afslaat of hapert, moet
u de gashendel weer enkele seconden op Choke
zetten. Herhaal dit indien nodig.
Bediening van de maaimessen
Met de aftakasschakelaar, aangeduid met het
aftakassymbool, schakelt u de aandrijving naar de
maaimessen aan of uit. Deze schakelaar regelt het
vermogen van werktuigen die worden aangedreven
door de motor, zoals het maaidek en de maaibladen.
De maaimessen inschakelen
Belangrijk: Schakel de messen niet in als de
machine in hoog gras is geparkeerd. De riem of de
koppeling kunnen schade oplopen.
1. Zet de rijhendels vrij om de machine in de
neutraalstand te zetten.
2. Zet de gashendel op SNEL.
Opmerking: U moet de maaimessen altijd
inschakelen met de gashendel op SNEL.
3. Trek de aftakasschakelaar omhoog op AAN en
schakel de messen in (Figuur 13).
1
1
5
5
6
6
G005058
4. UIT
5. LOPEN
6. START
1. Bedieningspaneel
De maaimessen uitschakelen
Zet de aftakasschakelaar omlaag op UIT en schakel de
messen uit (Figuur 14).
1. Bedieningspaneel
Motor afzetten
1. Schakel de maaimessen uit door de aftakasschakelaar
op UIT te zetten (Figuur 14).
2. Zet de gashendel tussen SNEL en half gas
(Figuur 12).
3. Draai het contactsleuteltje op UIT (Figuur 11) en
verwijder het sleuteltje.
18
G005059
1
1
Figuur 13
2. Aftakasschakelaar –
AAN-stand
G005056
1
1
Figuur 14
2. Aftakasschakelaar – UIT
2
2
2
2