Bedrijf
Richten van de werkplaatsen
Afstellen van de bestuurdersstoel
De bestuurdersstoel moet zodanig worden afgesteld, dat een moeiteloos en aangenaam werken kan
plaatsvinden. Alle bedieningselementen moeten veilig kunnen worden gebruikt.
Lengteverstelling van de zitting (stoelafstand)
De lengteverstellingshendel (1) omhoog trekken en door voor-
waarts en terugschuiven van de zitting een passende zitpositie
afstellen; vervolgens de hendel loslaten.
Waarborgen, dat de zitting is vergrendeld.
STOP
Afstelling van de veervoorspanning (gewicht bestuurder)
Met de hendel (1) kan het gewicht naargelang het gewicht van de
bestuurder worden ingesteld.
Op de bestuurdersstoel plaatsnemen.
Door draaien van de knevel in richting "+" wordt de veerspan-
ning verhoogd (voor een zware bestuurder); door draaien van
de knevel in richting "-" wordt de veerspanning verlaagd (voor
een lichte bestuurder).
De stoel zo afstellen, dat een goed veringscomfort
wordt bereikt.
Afstelling van de rugleuning
Door draaien van de knevel (2) kan de gewenste positie van de rugleuning worden ingesteld. De rugleuning moet
zodanig worden afgesteld, dat de bedieningshendels bij compleet aanliggende rug van de gebruiker veilig kunnen
worden bediend.
W9232-8244-2
03/2019
1
1
2
65