Installatie
3.8.1 Elektrische aansluiting
3.8.2 Wateraansluiting
3.8.3 Afvoeraansluiting
3.8.4 Ventilatie
Dit symbool op een machineonderdeel waarschuwt voor elektrische apparatuur.
Het onderdeel mag alleen worden verwijderd door vakbekwaam of geïnstrueerd
personeel.
De informatie voor de elektrische aansluiting staat op het aansluitschema's van
de machine. Deze zitten aan de binnenkant van het luik van de schakelkast. Be-
waar ze na de installatie in de schakelkast.
De machine moet worden aangesloten op een vergrendelbare hoofdschakelaar.
Deze moet op de wand worden geplaatst, goed bescherm tegen water en ont-
snappende stoom bij het openen van de luiken.
De machine is uitgerust met fasevolgordebewaking. De machine kan niet worden
gestart als de fasevolgorde verkeerd is. Bij een verkeerde fasevolgorde verschijnt
op het display STORING STROOMVOORZIENING CONTROLEER DE NOOD-
STOP.
De aansluiting in de schakelkast vindt plaats bij (3).
Sluit de leidingen van koud en warm water aan volgens de markering bij de aan-
sluitpunten (1,2). Als de machine met een slang wordt aangesloten, dient de in-
wendige diameter van de slang ten minste 12 mm te zijn.
De warmwateraansluiting is voorzien van een filter, de koudwateraansluiting is
voorzien van een filter, terugslagklep en vacuümklep. De aansluitingen hebben
inwendig schroefdraad.
De afsluitkraan moet op de inkomende leidingen worden geïnstalleerd.
Voor een juiste waterflow naar de machine, is het belangrijk dat het inkomende
water voldoende druk heeft. De vereiste druk is te vinden in de TECHNISCHE
SPECIFICATIES. Bij te lage waterdruk dient een circulatiepomp geïnstalleerd te
worden.
De afvoer, die bij (6) wordt aangesloten, moet een 50 mm metalen buis zijn die
mechanische stoten kan weerstaan of een PVC buis van 50 mm. De afvoer moet
tot de vloerput lopen, waar de pijp vrij boven het wateroppervlak moet uitmonden.
De capaciteit van de vloerafvoer moet 3 liter/sec. zijn.
De machine heeft een warmtewisselaar die is aangesloten op een uitzuigventila-
tor om de uitstoot van stoom te verminderen. De zuiginstallatie om stoom weg te
zuigen dient bij voorkeur boven de in- en uitvoer te worden geplaatst of boven de
machine als de stoom door de condensventilator wordt uitgestoten.
Als een stoomkap boven de machine wordt gemonteerd, moet die zo geplaatst
worden dat zowel de in- als de uitvoer afgedekt zijn. Het voorste deel van de
stoomkap moet ten minste 500 mm voor de machine zijn geplaatst om bij service-
en reparatiewerkzaamheden niet in de weg te zitten.
WD-100GR
11
Rev. 2.0