Om problemen met het afdrukken van een afbeelding op meerdere afdrukken te verhelpen en de
herhaalbaarheid van de afgedrukte afmetingen te verbeteren, raden wij u aan om de substraatdoorvoersensor in
de voorinstellingen van de RIP in te schakelen, aangezien dit de stabiliteit van de afdrukken op de lange duur
verbetert. Ook raden wij u aan om gebieden met gelijke hoeveelheden inkt vlak na elkaar af te drukken. Wanneer
dit niet mogelijk is, drukt u de gebieden met verschillende soorten inkt als afzonderlijke taken af en wijzigt u de
lengte van de taak met minder inkt in de RIP om ervoor te zorgen dat de afmetingen overeenkomen met de taak
met een hoog inktgehalte.
Sommige RIP's bieden een schaaloptie waarmee u het krimpen of uitzetten van substraat eenvoudig kunt
compenseren; raadpleeg uw RIP-documentatie.
Als u problemen met het afdrukken van een afbeelding op meerdere afdrukken ondervindt bij het gebruik van de
opwikkelspoel, probeer dan de opwikkelspoel te gebruiken met de bedrukte zijde naar binnen om de
vervormingen te verminderen of druk indien mogelijk af zonder de opwikkelspoel.
Substraat heeft buigvervorming
Bij transferpapier kan tijdens het afdrukken buigvervorming optreden, waardoor de afdruk gebogen lijkt te zijn.
Deze vervorming kan in het bijzonder opvallen bij de volgende toepassingen.
Afdrukken van afbeeldingen die later automatisch of handmatig worden gesneden. Wanneer er sprake is
●
van buigvervorming kan het zijn dat snijders die aan de zijkanten zijn uitgelijnd de uitlijning in het midden
verliezen.
Het voorbeeld hieronder geeft een originele afbeelding weer waarbij het substraat in een boog vervormd is en de
bijbehorende afdruk, waarbij ook buigvervorming is opgetreden.
U kunt dit effect compenseren en de originele vorm van uw afbeelding herstellen: selecteer een Correctiewaarde
van −6 tot + 6 in de substraatbibliotheek. Om een wijziging in de substraatbibliotheek te maken, gaat u naar
Substrate library (Substraatbibliotheek), kiest u het substraat dat u wilt wijzigen en drukt u op het
bewerkingspictogram, daarna op Advanced settings (Geavanceerde instellingen) > Straightness optimization
(Rechtheid optimaliseren).
De gekozen waarde is de verticale afstand in millimeters van de verplaatsing van het midden van het substraat
ten opzichte van de randen links en rechts. Wanneer de vervorming plaatsvindt in het midden van het substraat
in de richting van de substraatdoorvoer, is de correctiewaarde negatief; vindt de vervorming plaats in de andere
richting, dan is de correctiewaarde positief. In de praktijk is de vereiste correctiewaarde meestal negatief.
TIP:
U kunt gebruikmaken van de diagnostische afbeelding op http://IPaddress/hp/device/webAccess/
diagnostic/StraightnessOptimizationPlot.pdf (waarbij IPaddress het IP-adres van de printer is) voor hulp bij het
bepalen van de correctiewaarde die u moet toepassen.
NLWW
Substraat heeft buigvervorming
89