Ontluchtingsplug uit de aandrijving trekken
Oliepeil controleren
Deeltjes voorkomen
Draairichting controleren
Geïntegreerd overstortventiel gebruiken
Onopgemerkte membraanbreuk
Vanaf een tegendruk van de installatie van ca. 2 bar wordt er bij een
n
membraanbreuk een signaal gegeven.
Vertrouw daarom pas op de membraanbreuksensor als de tegendruk
n
hoger is dan 2 bar, of installeer een drukhoudventiel en stel dit af op
minimaal 2 bar, toegelaten in uw installatie.
VOORZICHTIG!
Schade voor milieu en materiële schade mogelijk
Indien de rode overbrengingontluchtingsstop afdicht,
belemmert dat tijdens bedrijf de drukcompensatie tussen
aandrijvingsbehuizing en omgeving. Daardoor kan er
olie uit de aandrijvingsbehuizing worden gedrukt.
–
Trek voor bedrijf daarom de rode overbrengingont‐
luchtingsstop eruit.
Voor het in bedrijf nemen de rode ontluchtingsplug uit de aandrijving
trekken - zie hoofdstuk "Overzicht van apparaat en besturingselementen".
Controleer wanneer de pomp stilstaat of het oliepeil van de pomp zich in
het midden van het oliekijkglas bevindt.
Zo sluit u uit dat de pomp olie heeft gelekt en daardoor beschadigd raakt.
Bij deeltjes groter dan 0,3 mm in het doseermedium kunnen ventielen
n
niet meer correct sluiten.
Installeer een geschikt filter in de zuigleiding.
n
Controleer bij de inbedrijfstelling of de draairichting van de aandrijfmotor
juist is. Zie daarvoor de pijl op de motorbehuizing of de afbeelding in
hoofdstuk "Installeren, elektrisch".
WAARSCHUWING!
Letselgevaar door draaiende ventilatorpropeller
De draaiende ventilatorpropeller onder de ventilatorkap
van de motor kan ernstig letsel veroorzaken.
–
De pomp mag alleen met bevestigde ventilatorkap
op het stroomnet worden aangesloten.
VOORZICHTIG!
Gevaar door onjuiste toepassing van geïntegreerd over‐
stortventiel
Alleen de motor en de overbrenging worden door het
geïntegreerde overstortventiel beschermd, en dat uitslui‐
tend tegen een ontoelaatbare overdruk die door de
doseerpomp zelf wordt veroorzaakt. De installatie wordt
door het veiligheidsventiel niet beschermd tegen over‐
druk.
–
Bescherm de motor en de overbrenging met behulp
van andere mechanismen tegen een ontoelaatbare
overdruk van de installatie.
–
Bescherm de installatie met behulp van andere
mechanismen tegen een ontoelaatbare overdruk.
In bedrijf nemen
43