Opmerking
❒ U kunt de handinvoer niet gebrui-
ken bij deze functie.
❒ Er kan slechts één melding tegelijk
worden gestempeld.
Verwijzing
Pag.108 "Stempelprioriteit"
Pag.108 "Stempeltaal"
Pag.108 "Stempelpositie"
Pag.109 "Stempelnotatie"
A
Druk op [Bewerken/stempelen].
B
Druk op [Stempel].
C
Druk op [Vooraf ingestelde stempel].
D
Selecteer het nummer voor het
bericht.
E
Druk op [Alle pagina's] of [Alleen 1e
pagina] om de pagina te selecteren
waarop het stempel dient te wor-
den afgedrukt.
Opmerking
❒ U kunt de positie, de grootte en
de belichting van de stempel
wijzigen. Zie Pag.65 "Positie,
grootte en belichting voor de
stempel wijzigen".
F
Nadat u alle noodzakelijke instel-
lingen heeft opgegeven, drukt u
op [OK].
G
Druk twee keer op [OK].
H
Plaats de originelen en druk op de
toets {Start}.
Positie, grootte en belichting voor de
stempel wijzigen
A
Druk op [Wijzigen].
B
Selecteer de positie voor afdruk-
ken, de grootte en de dichtheid en
druk vervolgens op [OK].
Gebruikersstempel
Hiermee drukt u een geregistreerde
stempel af op kopieën.
Voorbereiding
U moet een gebruikersstempel
eerst registreren voordat u deze
functie kunt gebruiken. Zie Pag.67
"Een gebruikersstempel program-
meren".
Kopieerfuncties
2
GCSTMP0E
65