Gebruiksaanwijzing
Machine met de hand duwen
Belangrijk: De machine altijd met de hand
duwen. Nooit slepen, omdat dit
schade aan de transmissie kan
veroorzaken.
Machine duwen
1.
Maaikoppelingshendel (aftakas) uitschakelen,
parkeerrem in werking stellen en contactsleutel
op "OFF" draaien om de motor te stoppen.
2.
Zet de regelstang voor de aandrijving in de stand
"DUWEN". Hiermee schakelt u de aandrijving
uit en kunnen de wielen vrij draaien (fig. 11).
Machine in bedrijf stellen
1.
Zet de regelstang voor de aandrijving in de stand
"BEDRIJF". Hiermee schakelt u de aandrijving
weer in (fig. 11).
NB.:
De machine rijdt alleen als de
regelstang in de stand "BEDRIJF"
staat.
2
Figuur 11
1. Stand "bedrijf"
20
1
1882
2. Stand "duwen"
Vooruit en achteruit rijden
Met het handgas regelt u de snelheid van de motor,
oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut).
Zet het handgas in de stand "SNEL" voor de hoogste
prestaties.
Om vooruit of achteruit te rijden, lost u de
parkeerrem; zie Parkeerrem lossen, pagina 14. Plaats
uw voet op het rijpedaal. Druk de bovenkant van het
pedaal langzaam in om vooruit te rijden, of druk de
achterkant van het pedaal in om achteruit te rijden
(fig. 12). Hoe verder u het pedaal in één van beide
richtingen intrapt, hoe sneller de machine in die
richting gaat rijden.
Om vaart te minderen, laat u het rijpedaal omhoog
komen.
Belangrijk: Om schade aan de transmissie te
voorkomen, moet u altijd de
parkeerrem lossen alvorens het
rijpedaal te bedienen.
1861
Figuur 12
1. Rijpedaal
2. Vooruit
2
3
1
3. Achteruit