Onderhoud
5.
Steek de brandstofslang op het filter. Schuif de
slangklem over de slang heen tot dicht bij het
filter, om de slang aan het filter vast te zetten.
Figuur 24
1. Slangklem
2. Brandstofslang
Brandstoffilter
Onderhoudsinterval/Specificatie
Vervang het brandstoffilter na elke 100 bedrijfsuren
of elk jaar, waarbij de kortste periode moet worden
aangehouden.
Brandstoffilter vervangen
U kunt het brandstoffilter (fig. 24) het best vervangen
als de brandstoftank leeg is. Na verwijderen nooit een
vuil filter opnieuw aan de brandstofslang monteren.
1.
Maaikoppeling (aftakas) uitschakelen,
parkeerrem in werking stellen en contactsleutel
op "OFF" draaien om de motor te stoppen.
2.
Open de motorkap.
3.
Druk de uiteinden van de slangklemmen naar
elkaar toe en schuif ze weg van het filter (fig. 24).
4.
Trek het filter uit de brandstofslangen.
5.
Monteer een nieuw filter en schuif de
slangklemmen terug tot dicht bij het filter.
6.
Sluit de motorkap.
32
2
1
3
1873
3. Filter
Luchtfilter
Onderhoudsinterval/Specificatie
Schuimfilter: reinigen en olie aanbrengen na elke
25 bedrijfsuren of elk jaar, waarbij de kortste periode
moet worden aangehouden.
Papierfilter: na elke 100 bedrijfsuren of jaarlijks
vervangen, waarbij de kortste periode moet worden
aangehouden.
NB.:
Onderhoud van luchtfilter vaker (elke
paar uur) uitvoeren bij gebruik in zeer
stoffige of zanderige omstandigheden.
Schuimfilter en papierfilter verwijderen
1.
Maaikoppeling (aftakas) uitschakelen,
parkeerrem in werking stellen en contactsleutel
op "OFF" draaien om de motor te stoppen.
2.
Open de motorkap.
3.
Maak de omgeving van het luchtfilter schoon om
te voorkomen dat vuil in de motor komt en
schade veroorzaakt. Knop losdraaien en
luchtfilterdeksel verwijderen (fig. 25).
Figuur 25
1. Knop
1
2
M–1798
2. Luchtfilterdeksel