Onderhoud
Oliefilter vervangen —
Onderhoudsinterval/Specificatie
Vervang het oliefilter elke 50 uur of bij elke
2e olieverversing.
NB.:
Het oliefilter moet vaker worden
vervangen bij gebruik in zeer stoffige
of zanderige omstandigheden.
1.
Tap de motorolie af, zie Olie verversen/aftappen,
pagina 35.
2.
Verwijder het oude filter en veeg het aanlegvlak
van de filteraansluiting schoon (fig. 34A).
3.
Breng een dun laagje nieuwe olie aan op de
afdichtring aan het nieuwe filter (fig. 34A).
1
Figuur 34A
1. Oliefilter
2. Afdichtring
4.
Monteer het nieuwe oliefilter aan de
filteraansluiting. Draai het filter rechtsom totdat
de rubber afdichtring tegen de filteraansluiting
aan ligt, daarna het filter nog 1/2 slag
vastdraaien (fig. 34A).
5.
Giet ca. 80% van de gespecificeerde hoeveelheid
olie langzaam in de vulbuis (fig. 30). Controleer
het oliepeil, zie: Oliepeil controleren, pagina 35,
stap 4 en 5.
36
3
2
1256
3. Filteraansluiting
Reiniging en stalling
1.
Maaikoppeling (aftakas) uitschakelen,
parkeerrem in werking stellen en contactsleutel
op "OFF" draaien om de motor te stoppen.
Verwijder de sleutels uit contactschakelaar en
keuzeschakelaar.
2.
Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de
gehele machine verwijderen, met name van de
motor. Vuil en kaf van buitenkant van cilinder,
cilinderkopribben en koelinghuis verwijderen.
Belangrijk: De machine met een zacht
wasmiddel en water wassen. GEEN
HOGEDRUKREINIGER
GEBRUIKEN. Daardoor kan de
elektrische installatie beschadigd
worden of noodzakelijk vet bij
wrijvingspunten weggespoeld
worden. Gebruik niet te veel water
in de buurt van het
bedieningspaneel, de verlichting, de
motor en de accu.
3.
Controleer het remsysteem, zie Rem, pagina 25.
4.
Luchtfilteronderhoud, zie: Luchtfilter, pagina 32.
5.
Chassis doorsmeren, zie: Smeren, pagina 24.
6.
Motorolie verversen, zie: Motorolie, pagina 34.
7.
Verwijder de bougie(s) en controleer de toestand
ervan, zie: Bougie, pagina 30. Laat de bougie(s)
uit de cilinder en giet twee eetlepels motorolie in
het gat van de cilinder. Gebruik de startmotor om
de motor te laten draaien en zo de olie over de
cilinderwand te verspreiden. Monteer de
bougie(s), zie Bougie, pagina . De
bougiekabel(s) niet op de bougie(s) drukken.
8.
Neem de accu uit het chassis, controleer het
zuurpeil en laad de accu volledig op, zie: Accu,
pagina 28. De accukabels niet op de accupolen
aansluiten tijdens stalling.
Belangrijk: De accu moet volledig opgeladen
zijn, om te voorkomen dat hij
bevriest en beschadigd raakt bij