Montage
5.4 Machine uitlijnen en bevestigen
• Looprust
Voorwaarden voor een rustige, trillingsarme loop volgens DIN 4024 zijn:
– Stabiele trillingsvrije vormgeving van de fundering
– Nauwkeurig uitrichten van de werkmachine
– Een uitgebalanceerde aangedreven element overeenkomstig de uitbalancering van de
Respecteer de max. toegelaten trillingswaarden tijdens het bedrijf volgens ISO 10816-3.
Vermijd in het hele toerentalbereik niet toegestane trillingen als gevolg van bijv. onbalans
(aangedreven element), externe trillingsbronnen of resonanties.
Het kan nodig zijn om de machine met het aandrijfelement of
systeemresonantieverschuiving volledig uit te balanceren.
• Voetbevestiging / flensbevestiging
– Maak voor de voet- en flensbevestiging van de machine op de fundering resp. op de
– Bevestig de machine op vier rechthoekig tot elkaar aangebrachte voet- resp.
– Kies bij IM B14-flenzen de juiste schroeflengte.
– Zorg ervoor, dat de schroefkoppen volledig aanliggen. Gebruik aanvullende vlakke
5.4.2
Vlakheid van de aanligvlakken voor voetmotoren
5.4.3
Behuizingvoetsteunen (speciale uitvoering)
Houd er rekening mee dat als de aansluitkast zich aan NDE-zijde bevindt (optie H08), maat C kan
afwijken van de EN 50347.
60
motor (koppeling, riemschijven, ventilator, ...)
machineflens gebruik van de voorgeschreven schroefdraadgrootte in EN 50347 of
IEC 60072-1 of IEC 60072-2.
flensboorgaten. De keuze voor de sterkte van de bevestigingselementen ligt bij de klant.
Voor de bevestigingselementen wordt een sterkteklasse geadviseerd van 8.8 of hoger.
schijven (ISO 7093), met name bij ovalen gaten voor de voetsteunen.
Ashoogte
250 ... 315
355
Vlakheid
mm
0,20
0,20
1LE5, 1PC4 ashoogte 250 ... 355
Bedieningshandleiding, 06/2023, A5E41454723A