Sym-
Parameter
bool
Normaal open
Schakelen van het alarmrelais als sluiter.
Normaal gesloten
Schakelen van het alarmrelais als opener.
Tab. 21: Schakellogica van het alarmrelais
Opmerking:
In de fabriek wordt de relaisuitgang in aange-
sloten bedrijfstoestand ingesteld op "geslo-
ten".
Functielijst
Hier geeft u aan bij welke foutmeldingen de desbetref-
fende relaisuitgang dient te schakelen.
Tik op het symbool "Relais 1" of "Relais 2" en selec-
teer zo het alarmrelais waaraan u een functie wilt toe-
wijzen.
Selecteer in de lijst met fouten de functie die tot het
schakelen van de hiervoor geselecteerde relaisuitgang
dient te leiden.
Wijs eventueel andere functies aan de relaisuitgang
toe. De uitgang zal dan worden geschakeld wanneer
ten minste één van de toegewezen functies tot een
foutmelding leidt.
Bevestig de invoer door op de knop "OK" te drukken.
Configureer de andere relaisuitgang eventueel met an-
dere functies.
Sym-
Parameter
bool
Functie relais 1
Functie relais 2
Tab. 22: Lijst met functies
7.5.4
Filtermatten
Tik op het symbool "Filtermat" om een lijst van alle on-
derliggende schermen op te roepen.
Sym-
Parameter
bool
Filterreferentie
Tab. 23: Bereik "filtermat"
Rittal Koelaggregaat
Sym-
Parameter
bool
Alarm tolerantie
Tab. 23: Bereik "filtermat"
Filterreferentie
Hier kan het koelaggregaat continu op de werking met
filtermatten worden ingesteld.
Tik op het symbool "Filterreferentie".
Tik op het symbool "Nieuwe filtermat".
Bevestig de invoer door op de knop "OK" te drukken.
Werd het aggregaat al op werking met filtermatten inge-
steld, dan kan via het menupunt "Nieuwe filtermat" de
verschenen systeemmelding "Filter vervangen" worden
gereset.
Opmerking:
Daarnaast verdwijnt de melding automatisch
zodra het aggregaat door toepassing van
een nieuwe filtermat een verbeterde lucht-
doorvoer in het externe circuit herkent. Een
beoordeling van de luchtdoorvoer vindt al-
leen plaats bij toepassing van het compres-
siesysteem bij een constant toerental en
duurt enkele minuten.
Alarm tolerantie
Hier kan de alarm tolerantie in vijf standen worden inge-
steld of kan de filtermatbewaking worden gedeacti-
veerd. Bij overschrijding van de ingestelde alarm toleran-
tie verschijnt de systeemmelding "Filter vervangen" op
het display.
Voorbeeld:
– Instelwaarde: 35 °C (95 °F)
– Buitentemperatuur: 20 °C (68 °F)
Wordt de stand alarm tolerantie "gemiddeld" geselec-
teerd, dan wordt een beïnvloeding van de luchtdoorvoer
in het externe circuit van circa 35 % getolereerd, voordat
de systeemmelding "Filter vervangen" op het display
verschijnt.
Tik op het symbool "Alarm tolerantie".
Wijzig de alarm tolerantie ("zeer klein" – "zeer groot") of
deactiveer de filtermatbewaking met de knop "om-
hoog" resp. "omlaag".
Selecteer de gewenste stand als alternatief recht-
streeks (fabrieksinstelling: stand "gemiddeld").
Bevestig de invoer door op de knop "OK" te drukken.
7 Bediening
31
NL