5 Installatie
Plaats de slang volgens de bovengenoemde aanwij-
NL
zingen.
5.4
Elektrische aansluiting
5.4.1
Aanwijzingen bij de elektrische installatie
Neem bij de elektrische installatie alle geldige nationale
en regionale voorschriften alsmede de voorschriften
van de betreffende energiebedrijven in acht.
– De elektrische installatie mag alleen door een erkende
elektrotechnicus worden uitgevoerd, die verantwoor-
delijk is voor het aanhouden van de bestaande nor-
men en voorschriften.
– Alle kabels die in de aansluitbox worden samenge-
bracht, dienen ten minste conform de aansluitspan-
ning van het apparaat te zijn geïsoleerd.
Aansluitgegevens
– De aansluitspanning en -frequentie dienen overeen te
komen met de op het typeplaatje vermelde bereiken.
De apparaten zijn geschikt voor meerdere spannin-
gen.
– Het koelaggregaat dient via een meerpolige schei-
dingsinrichting conform overspanningscategorie III
(IEC 61058-1) op het stroomnet aan te worden geslo-
ten.
– Het aggregaat is intrinsiekveilig en heeft geen extra ex-
terne veiligheidssystemen nodig voor een betrouwba-
re werking.
– De aansluitkabel van het aggregaat moet met een vei-
ligheidsschakelaar worden beveiligd.
– Aan de voedingszijde van het aggregaat mag geen ex-
tra temperatuurregeling worden voorgeschakeld.
– Om te zorgen dat de veiligheidssystemen in het aggre-
gaat tijdens een storing naar behoren kunnen functio-
neren, mag de stroomsterkte van de leidingzekering
niet lager zijn dan 15 A.
– Wordt er een motorbeveiligingsschakelaar of beveili-
gingsautomaat toegepast, dan moet deze volgens EN
60898-1 worden geselecteerd (karakteristiek
klasse D).
– Voor toepassingen in installaties met UL-toelating kan
een willekeurige zekering van het type CCMR van
Littelfuse worden gebruikt of een UL-gecertificeerde
vermogensschakelaar.
– In de Rittal-toebehoren vindt u geschikte veiligheids-
en vermogensschakelaars (zie hoofdstuk 10 "Techni-
sche details" en hoofdstuk 13 "Toebehoren").
– Door de geïntegreerde invertertechniek zijn de klassie-
ke aanloopstromen (starten van interne motoren) naar
buiten toe niet zichtbaar.
– De voedings- en signaalkabel kunnen optioneel afge-
schermd worden toegepast.
– De netaansluiting dient een potentiaalvereffening te
garanderen die nagenoeg vrij is van externe spannin-
gen.
20
Overspanningsbeveiliging en netbelasting
Rittal adviseert de volgende maatregelen om koelaggre-
gaten te beveiligen tegen niet-normatieve omgevings-
en aansluitomstandigheden.
– Het apparaat beschikt niet over een eigen overspan-
ningsbeveiliging. De producent van de schakelaar of
de gebruiker dient aan de netzijde maatregelen t.b.v.
een effectieve bliksem- en overspanningsbeveiliging te
treffen.
– De units zijn ingedeeld in overspanningscategorie III en
voldoen aan de eisen voor elektrische uitrusting van
machines volgens EN 60204-1. De netspanning mag
niet met meer dan de in paragraaf 10 "Technische de-
tails" aangegeven tolerantie afwijken.
– De ontlaadstroom kan hoger zijn dan 3.5 mA.
– Alle units hebben een hoogspanningstest ondergaan.
Een extra hoogspanningstest dient alleen te worden
uitgevoerd met een DC spanning van 1500 VDC max.
– EMC-stoorsignalen in lokale industriële en installatie-
technieken kunnen sterk afwijken van de in de normen
vastgelegde stoorsignalen. Is er sprake van dergelijke
situaties, dan moet een extern EMC-filter worden toe-
gepast.
– Zijn er behalve het koelaggregaat ook frequentieom-
vormers, stroomomvormers of transformatoren met
een totaalvermogen van >70 kVA op het elektriciteits-
net aangesloten, dan dient de klant upstream een
Class II overspanningsbeveiliging in de voedingskabel
van het koelaggregaat te installeren. De overspan-
ningsbeveiliging moet overeenkomstig EN 61800-1
zijn geconfigureerd. Hierbij kunnen de volgende waar-
den als uitgangspunt worden aangehouden:
Transformatoren,
vermogenselektronica
70 kVA...100 kVA
100 kVA...200 kVA
200 kVA...400 kVA
400 kVA...800 kVA
Tab. 3: Configuratie van de overspanningsbeveiliging
Technische gegevens voor een geschikt overspannings-
beveiligingsmoduul:
– Klemspanning Uc = 350...400 V, 50/60 Hz
– Maximale stroom Imax = 40 kA
– Nominale stroom In = 20 kA
– Doorslagspanning Up = 1,75 kV
Draaistroomaggregaten
– Bij de elektrische aansluiting van inverterapparaten in
de draaistroomuitvoering hoeft niet op een links- of
rechtsdraaiveld te worden gelet. De in het apparaat
geïntegreerde elektronica bepaalt het vereiste draai-
veld zelfstandig.
Aangenomen
afleidenergie
40 J
80 J
160 J
320 J
Rittal Koelaggregaat