Sym-
Parameter
bool
Uitblaas-
temperatuur
Tab. 13: Gedeelte "Regelmodus"
Op het overzichtsscherm wordt ook het bijbehorende
symbool voor de geselecteerde regelmodus weergege-
ven.
Opmerking:
De externe temperatuursensor is als acces-
soire bij Rittal verkrijgbaar (zie paragraaf 13
"Toebehoren").
Wijzig de instelwaarde met de knoppen "Omhoog" en
"Omlaag" of selecteer rechtstreeks de gewenste tem-
peratuur.
Bevestig de invoer door op de knop "OK" te drukken.
Alarmdrempelwaarde
Deze drempelwaarde wordt gebruikt voor een alarm-
melding. Dienovereenkomstig dient de ingestelde waar-
de altijd boven de eigenlijke instelwaarde te liggen waar-
op het koelaggregaat is ingesteld.
Voorbeeeld:
– Ingestelde waarde: 35°C (95°F)
– Alarmdrempelwaarde min.: 38°C (100°F)
– Alarmdrempelwaarde max.: 50°C (122°F)
Sym-
Parameter
bool
Binnentem-
peratuur
Externe
sensor
Uitblaas-
temperatuur
Tab. 14: Alarmdrempelwaarde
Tik op het symbool "Alarmdrempel".
Wijzig de instelwaarde met de knoppen "Omhoog" en
"Omlaag" of selecteer rechtstreeks de gewenste tem-
peratuur.
Bevestig de invoer door op de knop "OK" te drukken.
Rittal Koelaggregaat
Instel-
Fabrieks-
waarde
instelling
18 °C (64 °F)
...
24°C (75°F)
28 °C (82 °F)
Alarmdrem-
Fabrieks-
pelwaarde
instelling
Instelwaarde
+ 3 °C (5 °F)
...
Instelwaarde
Instelwaarde
+ 5 °C (9 °F)
+ 15 °C
(27 °F)
Instelwaarde
+ 12 °C
(21 °F)
Instelwaarde
...
+ 14 °C
Instelwaarde
(25 °F)
+ 24 °C
(40 °F)
Opmerking:
In de regelmodus "Externe sensor" en "Uit-
blaastemperatuur" bewaakt het koelaggre-
gaat bovendien de temperatuur van de
aangezogen lucht. Dreigt er een overschrij-
ding van de ingestelde alarmdrempelwaarde
(bijv. door toename van het vermogensver-
lies), dan wordt het koelvermogen gedurende
de dreigende temperatuuroverschrijding ver-
hoogd en daardoor de ingestelde waarde
niet overschreden.
De absolute temperatuurwaarde waarbij de alarmmel-
ding "Te hoge temperatuur" wordt afgegeven, is dan als
volgt samengesteld:
– Grenstemperatuur = gewenste temperatuur + alarm-
drempelwaarde
Voorbeeld van de regelmodus "Uitblaastemperatuur":
– Instelwaarde: 24 °C/75 °F
– Alarmdrempelwaarde (verschil): 14 °C/25 °F
– Alarmdrempelwaarde: 38 °C/100 °F
Uitgangssituatie:
– Temperatuur aangezogen lucht: 37 °C/98,6 °F
(< alarmdrempelwaarde)
– Temperatuur uitgeblazen lucht: 24 °C/75,2 °F
(= instelwaarde)
Bij overschrijding van de alarmdrempelwaarde:
– Temperatuur aangezogen lucht: 39 °C/102,2 °F
(> alarmdrempelwaarde)
– Temperatuur uitgeblazen lucht: 22 °C/71,6 °F
(< instelwaarde)
Bij temperatuur onder de alarmdrempelwaarde door
verhoging van het koelvermogen:
– Temperatuur aangezogen lucht: 37 °C/98,6 °F (<
alarmdrempelwaarde)
– Temperatuur uitgeblazen lucht: 24 °C/75,2 °F
(= instelwaarde)
7.5.2
Netwerk
Tik op het symbool "Netwerk" voor een lijst van alle
onderliggende schermen.
Sym-
Parameter
bool
Netwerk aan/uit
Netwerkinformatie
Tab. 15: Bereik "Netwerk"
7 Bediening
29
NL