Veiligheidsaanwijzingen
2.7
Veiligheidsvoorschriften voor onderhoud en verzorging
2-8
• Laat werkwijzen die de veiligheid kunnen beïnvloeden achterwege!
• Voer de in de gebruikshandleiding voorgeschreven instel-, onderhouds- en inspectie-
werkzaamheden uit en houd de termijnen hiervoor aan. Let ook op de informatie over
het vervangen van onderdelen/delen van de uitrusting.
Deze werkzaamheden mag alleen vakpersoneel uitvoeren.
• Het voertuig mag niet door onbevoegde personen worden onderhouden of verzorgd.
Ook mogen zij geen proefritten met het voertuig maken
• Bedienend personeel / bestuurder inlichten voordat begonnen wordt met de speciale
en instandhoudingswerkzaamheden! Stel een opzichter aan!
• Bij alle werkzaamheden die het gebruik, het aanpassen of het instellen van het voertuig
en de veiligheidsinrichtingen betreffen alsook bij inspecties, onderhouds- en reparatie-
werkzaamheden moeten de in- en uitschakelprocedures conform de gebruiksaan-
wijzing worden uitgevoerd en moeten de instructies voor onderhoudswerkzaamheden
worden opgevolgd.
• Zet het gebied waarin instandhoudingswerkzaamheden worden uitgevoerd indien
nodig zeer ruim af!
• Vóór het uitvoeren van verzorgings-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden, brengt
u een waarschuwingsbord zoals bijvoorbeeld "Machine wordt gerepareerd, niet starten"
op het contactslot of op de bedieningselementen aan.
Haal de contactsleutel eruit!
• Voer onderhouds- en reparatiewerkzaamheden alleen uit, wanneer
• het voertuig op een vlakke en vaste ondergrond is gezet.
• de schakelhendel voor de rijrichting in de neutrale stand staat
• de handrem is aangetrokken
• Alle hydraulisch beweegbare hulpstukken op de grond zijn neergezet.
• Motor staat.
• het contactsleutel uit het contact is getrokken en
• voertuig tegen wegrollen is beveiligd.
• Onderhoudssteun monteren
• Indien onderhouds- of reperatiewerkzaamheden bij een draaiende motor absoluut
noodzakelijk zijn, dan dient het volgend in acht genomen te worden:
• alleen met zijn tweeën werken.
• Beide personen moeten bevoegd zijn om het voertuig te bedienen
• eén persoon moet plaats nemen op de bestuurdersstoel en de andere persoon moet
altijd in zijn gezichtsveld blijven.
• Volg de speciale veiligheidsaanwijzingen in de betreffende werkinstructies op
• de noodzakelijke afstand ten opzichte van alle draaiende en bewegende onderdelen,
zoals de ventilatorvleugels, V-snaaraandrijvingen, aftakassen, ventilatoren, etc. in
acht nemen.
• Voordat u iets aan het voertuig monteert, moet u controleren of alle beweeglijke onder-
delen niet kunnen wegrollen en zich niet kunnen bewegen
• Afzonderlijke onderdelen en grotere componenten dienen als ze worden vervangen,
zorgvuldig aan hefinrichtingen te worden bevestigd en te worden vastgezet, zodat ze
geen gevaar kunnen vormen.
Gebruik alleen geschikte hefinrichtingen en lastopnamemiddelen die zich in een
technisch perfecte staat bevinden en over voldoende draagcapaciteit beschikken!
Ga niet onder opgetilde lasten staan en werk hier ook niet onder!
– zie hoofdstuk
Onderhoudssteun op pagina 5-2
BA DT15 nl - Editie 1.5 ** dt15b210.fm