8.1
Instellen van de strooihoeveelheid
8.2
Kwantiteitscontrole (meststofkalibratie)
De strooihoeveelheid moet worden
gecontroleerd (Afb. 53/1)
bij het wisselen van de meststof;
bij verandering van de strooihoeveelheid;
bij verandering van de werkbreedte.
De hoeveelheid strooigoed wordt gecontroleerd
vóór het gebruik bij stilstaande machine;
Bij de ZG-B met weegtechniek:
Controle strooihoeveelheid automatisch
tijdens een kalibratierit uitvoeren.
Zie bedieningshandleiding
AMATRON
mest.
Het stromingsgedrag van de meststof
kan al na een korte opslagtijd
veranderen.
Bereken de kalibratiefactor van de uit
te strooien mestkorrels daarom altijd
opnieuw.
Bereken de kalibratiefactor van de
meststof altijd opnieuw als er
verschillen tussen de theoretische en
de werkelijke strooihoeveelheid zijn.
ZG- B BAG002.3 06.10
Zie bedieningshandleiding van de boordcomputer AMATRON
De voor de gewenste strooihoeveelheid vereiste schuifstand wordt
via de beide doseerschuiven elektronisch ingesteld.
Na invoer van de gewenste strooihoeveelheid op de AMATRON
[voorgeschreven hoeveelheid in kg/ha] moet de mestkalibratiefactor
worden bepaald (controle strooihoeveelheid). Deze bepaalt het re-
gelgedrag van de AMATRON
Voor het bereiken van het optimale strooibeeld moet het
aftakastoerental tijdens het strooien constant blijven.
+
/ hoofdstuk Kalibratie
+
.
Afb. 53
Instellingen
+
!
+
85