Opbouw en werking
5.8
Trail-Tron-naloopbesturing
De Trail-Tron-naloopbesturing voor de
automatische, nagenoeg spoorgetrouwe naloop
registreert de hoekpositie van de dissel (Afb.
26/1) t.o.v. de rijrichting van de tractor.
Bij afwijking van de disselpositie t.o.v. de
middelste stand van de tractor (dissel in lijn met
de tractor) stuurt de Trail-Tron de
naloopstuurdissel totdat de middelste stand weer
is bereikt.
De regeling vindt hydraulisch plaats via de
+
AMATRON
.
Zie ook bedieningshandleiding
AMATRON
50
+
.
Trail-Tron – draaihoeksensor aansluiten
1. Steek de hoekstang (Afb. 26/2) in de kunststof bus (Afb. 26/3)
stecken.
2. Steek de draaihoeksensor (Afb. 26/4) in de steun (Afb. 26/5).
3. Richt de potentiometer in rijrichting (kabel naar achteren) en zet
deze vast met de borgbout.
Voorwaarde voor het perfect functioneren van de hydraulisch
bediende naloop-stuuras/-dissel is een correct uitgevoerde Trail-Tron-
kalibratie
Voer een Trail-Tron-kalibratie uit
bij de eerste ingebruikneming.
bij afwijkingen van de op het display weergegeven aansturing
van de naloopstuuras en de werkelijke aansturing van de
naloopstuuras.
GEVAAR
De Trail-Tron-stuurdissel
mag niet worden gebruikt voor het volgen van het spoor van
de tractor op hellingen!
De Trail-Tron-stuurdissel uitsluitend op vlak terrein
gebruiken. Oneffenheden van maximaal 5° veroorzaakt door
voren zijn toegestaan!
mag niet worden gebruikt voor het manoeuvreren bij het
achteruitrijden!
Kantelgevaar voor de machine bij ingeslagen gestuurde dissel;
dit geldt met name bij zeer ongelijk terrein en op hellingen!
Bij het gebruik van de naloopstuurdissel bestaat kantelgevaar bij
draaimanoeuvres op de wendakker en in enge bochten met hoge
rijsnelheid als gevolg van verplaatsing van het zwaartepunt bij
ingeslagen stuurdissel. Het kantelgevaar is extra groot bij bergaf
rijden in ongelijk terrein!
Pas uw rijgedrag aan en verlaag de rijsnelheid bij draaimanoeuvres
aan de wendakker, zodat u tractor en machine goed onder controle
hebt.
Afb. 26
ZG- B BAG002.3 06.10