ADAPTIVE CRUISE CONTROL
a 3
2
4
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
U kunt de snelheid van de auto altijd verho-
gen door het gaspedaal in te drukken.
Tijdens het overschrijden van de snelheid
worden de ingestelde snelheid en de volg-
strepen in het rood weergegeven en knip-
pert de ingestelde snelheid op het instru-
mentenpaneel: de functie om de afstand te
controleren is niet meer verzekerd.
Laat daarna het gaspedaal los: er wordt au-
tomatisch teruggekeerd naar de ingestelde
snelheid en de afstand, behalve wanneer de
functie wordt opgeschort.
2.62
(4/7)
Onderbreken van de functie
De functie wordt opgeschort wanneer:
– u op de schakelaar 4 (O) drukt;
– u het rempedaal indrukt;
– u het koppelingspedaal indrukt;
– u de versnellingshendel bedient;
– de rijsnelheid van de auto is minder dan
50 km/u of meer dan 140 km/u;
– het motortoerental te hoog of te laag is;
– bepaalde hulp- en correctiesystemen tij-
dens het rijden worden ingeschakeld
(ABS, ESC...).
In de laatste drie gevallen verschijnt de
boodschap "Adaptieve regel. Adaptieve
regel." op het instrumentenpaneel wanneer
de functie wordt opgeschort.
De opschorting wordt bevestigd doordat de
ingestelde snelheid grijs wordt weergegeven
en de boodschap "Adaptieve regelaar" ver-
schijnt.
Opnieuw inschakelen van de gekozen
snelheid
Als een snelheid in het geheugen is opges-
lagen, kan deze worden opgeroepen, als
de omstandigheden dat toelaten (verkeer-
sdrukte, staat van het wegdek, weersoms-
tandigheden, enz.). Druk op de schakelaar 3
(R) als de rijsnelheid van de auto hoger is
dan ongeveer 50 km/u.
Bij het oproepen van de in het geheugen
opgeslagen snelheid wordt het inschakelen
van de regelaar bevestigd door het groen
oplichten van de ingestelde snelheid en de
boodschap "Adaptieve regelaar".
Als de regelaar stand-by is, komt de rege-
laarfunctie weer in werking door een druk
op de schakelaar 2, zijde a (+), ongeacht de
snelheid die in het geheugen is opgeslagen:
de actuele snelheid van de auto wordt ge-
bruikt.