SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: regelaarfunctie (3/4)
a
2
b
Veranderen van de ingestelde
snelheid
Om de ingestelde snelheid aan te passen,
drukt u een paar keer op de schakelaar 2:
– aan kant a (+) om de snelheid te verho-
gen;
– aan kant b (-) om de snelheid te verla-
gen.
De snelheidsregelaar heeft in
geen enkel geval invloed op
het remsysteem.
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
U kunt de snelheid van de auto altijd ver-
hogen door het gaspedaal in te drukken.
Tijdens het overschrijden van de snelheid
knippert de ingestelde snelheid in het rood
op het instrumentenpaneel.
Laat daarna het gaspedaal los: na enkele
seconden gaat de auto automatisch weer
tegen de oorspronkelijk ingestelde snelheid
rijden.
Onmogelijkheid om de gekozen
ingestelde snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling kan het systeem
de ingestelde snelheid niet vasthouden: de
snelheid in het geheugen knippert in het
rood op het instrumentenpaneel om u hier-
van op de hoogte te brengen.
2.57