HULP- EN CORRECTIESYSTEMEN TIJDENS HET RIJDEN
4
Inschakelen, uitschakelen van het
systeem
Voor auto's met een navigatiesysteem
Op het bedieningsscherm 4 kiest u het menu
"Voertuig", "Hulp bij het rijden" en "Precrash-
systeem" en vervolgens "ON" of "OFF".
Om direct naar het menu "Hulp bij het
rijden" te gaan, drukt u op de toets 5
.
2.34
5
Voor auto's zonder navigatiesysteem
– Druk bij stilstaande auto lang op de scha-
kelaar 6 OK om naar het menu met de
instellingen te gaan;
– druk de schakelaar 7 achtereenvolgens
naar boven of naar beneden tot u bij het
menu "Hulp bij het rijden" komt. Druk op
de schakelaar 6 OK;
– druk de schakelaar 7 achtereenvolgens
omhoog of omlaag tot u bij het menu
"Precrash-systeem" komt en druk op de
schakelaar 6 OK.
(7/12)
Druk opnieuw op de schakelaar 6 OK om de
functie te activeren of te deactiveren:
=
functie ingeschakeld
<
6
functie uitgeschakeld
Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat
7
het waarschuwingslampje
strumentenpaneel branden.
Het systeem wordt opnieuw ingeschakeld
telkens het contact wordt aangezet.
Omstandigheden waarin het systeem
niet werkt
Het systeem wordt niet geactiveerd:
– wanneer de versnellingshendel in neu-
trale stand of neutraal staat;
– wanneer de handrem is ingeschakeld;
– in een bocht.
op het in-